Reis november 2005/maart 2006
Australië is het meest afgelegen en laatst ontdekte continent. Het is een land van woestijnen, bergen, bossen, koraaleilanden en tropische regenwouden, maar ook van grote kuddes schapen en enorme veestapels, stoffige plattelandsstadjes en moderne steden. Het is een fascinerend land met bijzondere dieren die alleen op dit continent voorkomen zoals de kangoeroe, het vogelbekdier en de koala. De uitgestrekte landschappen, van een enorme diversiteit en de eeuwenoude cultuur van de Aborigines kunnen niet anders dan tot de verbeelding spreken. Australië moet een prachtige bestemming zijn.
- Adelaide and Fleurieu Peninsula
- Kangaroo Island
- The Northern Adelaide Hills, Clare Valley en Flinders Ranges
- Roxby Downs, Opal Fields
- Adelaide-Grampions Nat. Park
- The Grampians Nat. Park – Great Ocean Road
- Great Ocean Road
- Tasmanie
- Centraal Plateau
- Oostkust Tasmanie
- Westkust Tasmanie
- Tasmanië Slot
ONZE TRIP
Vertrek Schiphol op 6 november 2005 om 20.25 uur; aankomst in Adelaide op 8 november 2005 lokale tijd 7.15 uur.
De eerste dagen zijn nodig om te acclimatiseren en om wat van Adelaide te zien. Uitgerust beginnen we daarna met een rondtrip over Fleurieu Peninsula. Het schiereiland ten zuiden van Adelaide, benoemd door de franse ontdekkingsreiziger Nicolas Baudin naar Napoleon’s minister van marine Charles Pierre Claret Comte de Fleurieu, die de expeditie van Baudin gefinancierd had.
_____________________________________________________________________________________________
ADELAIDE AND FLEURIEU PENINSULA
We zijn aangekomen in Australië
We landen op Adelaide Airport als de mensen net zijn ontwaakt. Het is 6.45 uur locale tijd. Regen en 16 C. Terwijl wij wachten tot er een beetje ruimte is om met onze onhandige bagage door de douane te gaan, controleert een van de beamten alvast onze papieren. Met hem bekijken we op onze plattegrond hoe we het beste kunnen fietsen naar de camping.
In de hal maakt Sjoerd de fietsen rijklaar. Opnieuw komt er een medewerker met een plattegrond en nemen we nogmaals door hoe we naar de camping kunnen fietsen. We hebben nu drie opties. Aan hulpvaardigheid hier geen gebrek! We fietsen door het centrum van de stad richting Torrens River. Langs de rivier ligt een fietspad, waaraan ook onze camping moet zijn. Helaas is het fietsen langs de rivier van korte vreugde. De Torrens River is door de regen behoorlijk buiten z’n oevers getreden. We klimmen met fiets en al de dijk op en gaan over de weg tot aan de camping. We hebben voor 4 nachten een cabin gehuurd om bij te komen van de reis en Adelaide te bezichtigen.
Adelaide is gesticht door kapitein William Light in 1836 en genoemd naar de vrouw van koning William IV. Light ontwierp het stratenplan van de stad . Hij hechtte veel waarde aan ruimte en sfeer, zodat hij een aantal pleinen ontwierp en het centrum werd omringd met een gordel van parken. Wij doen er onze nodige boodschappen en zien dat men al druk in de weer is om kerstversiering aan te brengen. Het blijft een raar idee zo midden in de zomer! Verder bezoeken we de Art Gallery of South Australia. Naast de permanente museumstukken van veel engelse schilders uit de 18e, 19e en 20e eeuw en o.a. van de nederlandse schilder Ruysdahl, is er een tijdelijke show van islamitische kunst en civilisatie in Z.O. Azie. Verder prachtige glazen voorwerpen.
Zondag 13 november gaan we van start op de fiets. Met de zon hoog aan de hemel, in de boomtoppen de mooiste lorikeets en de wind in de rug fietsen we de stad uit. Via Adelaide Hills met o.a. Mt. Lofty(727m) fietsen we naar Stirling. Een mooi dorp met zeldzame loofbomen. Onze benen moeten nog wel even wennen aan het heuvellandschap en de bagage. Onze tocht gaat verder heuvel op en af en vroeg in de middag bereiken we Strathalbyn. In de 19e eeuw een pleisterplaats voor postkoetsen. Later streken hier schotse immigranten neer. die het omringende land gingen bebouwen.
De volgende ochtend zijn we alweer vroeg op pad. Na 4 km gaat de weg over in “dirt road” . Niet geasfalteerd, maar goed te doen. Het mooie hiervan is: geen verkeer! Als we na 10 km weer op de normale weg fietsen, ontmoeten we een stel fietsers uit Canada. Zij verblijven een jaar in Australie. Hun bedoeling is om helemaal rond te fietsen. In september zijn ze in Perth van start gegaan.
Wij vervolgen onze weg en passeren een plek met specifieke bomen die de Aborigines gebruikten voor het bouwen van hun kano’s. Na een koffiestop in Goolwa rijden we over een fietspad langs de kust naar Victor Harbor. Een populaire badplaats aan de Encounter Bay. De plaats is ontstaan door de walvivaart. In de jaren dertig van de 19e eeuw bezat Victor Harbor 3 walvisvaartstations. Gevangen werd de zuidkaper om zijn baleinen en hoge vetgehalte. Toen de zuidkapers vrijwel waren uitgeroeid werden de potvissen het slachtoffer. In 1963 werd de walvisvangst door Australie beeindigt.
We kamperen hier enkele dagen en bezoeken het Whale Center. We zijn van de opzet niet erg onder de indruk. Voor de kust ligt het Granite Island, dat door een pier verbonden is met het vaste land. Het eiland is met een ouderwetse paardentram of te voet te bereiken. Wij kiezen voor het laatste en wandelen in 40 minuten het eiland rond. Tijdens de lunch worden we nog aangesproken door 3 engelsen die over voetballen beginnen. Ze zijn fan van Dennis Bergkamp. Vanavond zien we misschien Australie voetballen. We hopen voor Hiddink dat ze winnen. Ondertussen hebben we ervaren dat zonnebrandcreme met factor 12 niet voldoende is. We gaan net als de australiers over op faktor 30!
Morgen vertrekken we naar Cape Jervis, om van daaruit de dag erop de oversteek te maken naar Kangaroo Island.
_____________________________________________________________________________________________
KANGAROO ISLAND
Kangaroo Island, 20 november 2005
Ondanks alle waarschuwingen om op Kangaroo Island te gaan fietsen, het is er te hilly, vertrekken we om 10 uur ’s morgens met de ferry vanuit Cape Jervis. Drie kwartier later stappen we in Penneshaw op K.I. van boord. We halen enige informatie van het Visitor Center en stappen op de fiets. De eerste beklimming is 11%. Een goeie warming-up! K.I. moet een heerlijk oord zijn voor dierenliefhebbers. Het eiland doet z’n naam eer aan, kangoeroes en hun kleine soortgenoten zoals tammar wallabies, springen hier vrolijk rond. Een andere knuffel die hier woont is de koala.
We fietsen de eerste dag door een heuvellandschap dicht langs de kust en zien hier daar een boerderij. Het is warm en we hebben veel hinder van vliegen. We overnachten in American River. Deze plaats gelegen aan een baai is erg populair bij vissers en duikers.
We kiezen een mooi plekje met uitzicht op de zee. Op nog geen 5 meter afstand dobberen de pelikanen voor onze tent in zee. Laat in de middag komt er iemand langs om te zeggen dat we voor $15 in “The Shed” kunnen eten met de locale bevolking. Iedere vrijdagavond worden er maaltijden klaargemaakt door vrijwilligers en wie wil kan komen eten. Als we om 19.00 uur binnenkomen is het al een drukte van belang. Wij zitten aan tafel bij een echtpaar uit Adelaide. Zij hebben hier een zomerhuis en verblijven hier enige dagen met hun familie uit Nieuw Zeeland. We kletsen over van alles en nog wat en duiken om 10.00 uur in onze tent. Laat voor ons doen. We leven met het licht mee. Als het donker wordt kruipen we in onze slaapzakken en we worden gewekt door de vogels en de zon.
Onze volgende etappe is naar Kingscote. Een plaatsje met 1800 inwoners en tevens de hoofdplaats van het eiland. Onderweg ontmoeten we een duitser op de fiets. Hij vertelt ons dat de supermarkt om 12.30 sluit en op zondag gesloten is. We moeten ons dus haasten om nog enige inkopen te doen. Kingscote is het centrum van handel, banken en winkels. ’s Avonds om vijf uur gaan we naar de haven. Hier worden om deze tijd de pelikanen gevoerd. Om 20.30 uur komen de pinguins uit zee en waggelen naar hun hol.
K.I. is ook een vogelparadijs, vele soorten hebben hier een plekje gevonden. De pelikaan de zeearend en de visarend verblijven aan de kust. In de bomen wonen o.a. div. soorten lijsters, lorikeets en glanzende raafkakatoes. De geelstaartkakatoe speelt een rol in een droomtijdlegende. Volgens de Aborigines verblijven de geesten van de overledenen op K.I. De vogel brengt de ziel naar het eiland over. Daarom hebben de Aborigines lang niet op het eiland gewoond.
We vertrekken de volgende dag via Emu Bay over de North Coast Rd, een gravelroad, naar Stokes Bay. Op de fiets ruik je niet alleen de bloemen, het hooi en de zee, maar ook de dode dieren zoals kangoeroes en possums, die langs de kant van de weg liggen. Vooral met die hitte en je gaat ook nog eens heuvelop, 9 km/uur, dan is het slecht te harden. Eindelijk in Stokes Bay , waar verder niemand is, zien we kangoeroes. Als we wakker worden huppelen de wallabies rond onze tent.
Als we de volgende dag na 40 km. wasbord en een steile beklimming van 12% bij Snelling Beach weer op asfalt aankomen, is het wel een verademing. Op de camping Western K.I. Caravan Park maken we kennis met Roger en Beth. Zij nodigen ons uit om met hun mee te gaan in de auto naar Cape Borda. In de omgeving maken we een wandeling van ongeveer 4 uur. We zien heath goannas, een groot soort hagedis (tot ong. 1 mtr.) en prachtige vogels zoals de yellow-tailed black-cockatoo.
Vervolgens rijden we via een gravelroad naar Remarcable Rocks, waar zout, wind en water dit graniet een bijzondere vorm heeft gegeven. Een oranje accent verhoogt de ruige schoonheid van deze rotsformatie. Het krachtige water heeft ook Admiral Arch uit gesleten. Het resultaat is een schitterende doorkijk naar zee.
Rond de camping is een wandeling uitgezet. We zien in de eucalyptusbomen enkele koala’s. Dit dier is geen oorspronkelijke bewoner, maar werd hier rond 1920 net als het vogelbekdier geintroduceert, omdat gevreesd werd dat ze op het vaste land bedreigd werden met uitsterven. In de Rocky River zwemt het vogelbekdier. Je moet echter wel veel geduld en veel mazzel hebben, wil je dit dier zien, want het is erg schuw. Wel zien we nog een mierenegel en een giftige Tiger Snake. Als we de volgende dag op de fiets onderweg zijn naar Vivonne Bay, brengen we nog een bezoek aan Kelly Hill Caves.
Op vrijdag vertrekken we weer en fietsen langs een eucalyptus distilleerderij. We kopen enige produkten, want het is overal goed voor wordt ons verteld. ’s Avonds eten we weer in “The Shed” in American River. Het is er weer gezellig. We maken kennis met Anjo en Rob. Anjo een nederlandse, woont sinds 1998 in Australie en is getrouwd met Rob. Zij runnen op K.I. een schapenscheerdersbedrijf. De volgende dag is er een schapenscheerderswedstrijd in Pardana. Anjo nodigt ons uit om mee te gaan en haalt ons de volgende dag op. Via een voor ons wirwar aan gravelroads rijden we eerst naar hun huis. Zij wonen op een heuvel met een prachtig uitzicht op de zee. Even later maken we kennis met Rose. Zij past voor een week op hun huis en de dieren. De officiele wedstrijd voor het schapenscheren begint om 14.00 uur. De deelnemers zijn in klassen verdeeld. Razendsnel ontdoen ze een schaap van hun vacht. Snelheid, kwaliteit en geen beschadiging van de huid is belangrijk. De winnaar heeft vandaag 31 seconden nodig en ontvangt de prijs van $3.000,–
We eten nog bij Rob en Anjo. Het is al donker als Anjo ons terug brengt naar de camping. Op zondagochtend staan we om 5.30 uur op om de ferry te halen van 10.30. uur. Het is koud als we op de fiets stappen. We zijn echter ruim op tijd. Rob en Anjo gaan ook naar het vasteland. Zij hebben voor een week een house-boat gehuurd om te gaan vissen in de Murray River. Nog in Penneshaw begint het echter te regenen. Anjo vraagt of we niet liever met hun in de auto gaan naar Adelaide.
We besluiten om van hun aanbod gebruik te maken. Ze zetten ons met de fietsen en bagage af op West Beach Caravan Park. We bedanken hun voor alle services, wensen hun een goede vakantie en nemen afscheid. Opnieuw zijn we in Adelaide en gaan we van hieruit naar Flinders Ranges National Park en Roxby Downs. Het is niet verstandig om dat op de fiets te doen. Het kan daar ongeveer 45gr. C. zijn. Voor deze trip huren we een auto. Het is inmiddels 28 november.
____________________________________________________________________________________
THE NORTHERN ADELAIDE HILLS, CLARE VALLEY EN FLINDERS RANGES
Wij zijn al vroeg op pad in onze huurauto, een Nissan-patrol turbo-diesel 4.2L 4WD. Alleen met huurauto’s 4WD mag je op gravelwegen rijden. Het is even wennen links rijden en af en toe de ruitenwissers aandoen i.p.v de richtingsaanwijzer.
We rijden door The Northern Adelaide Hills en Clare Valley, waar ze wijnen van goede kwaliteit leveren. Het welig golvende heuvellandschap met z’n schapen en gewassen in het zuidelijk deel van de staat South Australia, gaat ten noorden van Port Augusta over in het ruige berglandschap van de Flinders Ranges. Ruwe bergtoppen en bebost grasland wisselen elkaar af.
Matthew Flinders was in 1802 de eerste europeaan die het ontzagwekkende berglandschap waarnam. Veertig jaar later werd hij gevolgd door pioneers die hier vol hoop neerstreken, maar die hun harde strijd tegen de natuur verloren. De troosteloze ruines van hun verlaten boerderijen doemen zo nu en dan in het landschap op. Onderweg zien we emoes met hun sierlijke tred door de graslanden lopen en geelvoet kangoeroes springen in het rond. Na 500 km zetten we ’s avonds onze tent op in Wilpena Pound Resort. De temperatuur is op dat moment 36 gr.C.
De volgende dag bezoeken we eerst het visitor center en halen informatie en hike trails. Vandaag doen we de “half-day” Mt. Ohissen Bagge Hike. Deze wandeling omvat de leefomgeving van reptielen. We zien dan ook diverse hagedissen, sommige prachtig gekleurd, o.a. de Common Blue Tongue.(ong. 55 cm lang). We hebben de smaak van het wandelen weer te pakken en gaan de volgende ochtend op pad naar St Mary Peak. Bij het beginpunt van de trail moeten we ons in een soort logboek aanmelden met naam, tijd van vertrek en de naam van de trail.
De wandeling gaat naar de hoogste top van de Ranges (1170 mtr.) Het eerste gedeelte is goed te doen. De laatste 2 km. gaat het over in klim- en klauterwerk, maar boven op de top aangekomen worden we beloond met 360 gr. uitzicht over de Ranges, in de verte zoute meren en de Wilpena Pound.
De Wilpena Pound bevindt zich in de Flinders Ranges en is een langerekt “amfitheater”, van 6 bij 16 km. De aboriginal betekenis van deze naam is “gebogen vingers”. Volgens hun legende ontstond Wilpena Pound toen twee enorme slangen een stam tijdens een ritueel aanvielen en iedereen verslonden. De slangen gingen in een ovale ring rondom de plek waar het ritueel gehouden werd liggen totdat ze stierven en uiteindelijk versteenden. Zo ontstond de elipsvormige rotswand die de plek omringd. De slangen lagen met hun koppen bijna tegen elkaar. De ruimte tussen hun koppen is nu de enige ingang tot het gebied. Als we beneden komen en ons afmelden in het logboek, zien we dat we 71/2 uur onderweg zijn geweest.
______________________________________________________________________________
ROXBY DOWNS, OPAL FIELDS
Veel wegen in de Flinders Ranges en de Outback zijn niet geasfalteerd. Over het algemeen zijn ze goed te berijden, met af en toe een keiig gedeelte, maar onze huurauto heeft er geen moeite mee.
Na een zeer koude nacht gaan we op pad door de outback naar Roxby Downs. In deze stad brengen we een bezoek aan Margreeth en Chris. Onderweg naar het noorden drinken we koffie in Blinman, en dorpje genoemd naar Robert Blinman, die hier in 1859 koper ontdekte. De Blinman mijn was de grootste in de Flinders Ranges. Na 91 km bereiken we in Parachina weer de geasfalteerde weg. We rijden verder naar het noorden door de dessert. Om ons heen zien we heideachtige struiken in de rode aarde. Iets ten noorden van Leigh Creek nemen we nog een kijkje in de open kolenmijnen. Hier worden kolen gewonnen voor de electriciteits centrale van Port Augusta.
Na 100 km. komen we bij Lyndhurst opnieuw op een gravelroad. Deze weg is van iets mindere kwaliteit dan de vorige, maar gelukkig zijn er geen tegenliggers, i.v.m. opspattende stenen(ruitbreukrisico). Het is een kale vlakte met hier en daar een klein huisje. Via Marree en Bopeechee bereiken we na 275 km weer de normale weg en zijn we gearriveerd in Roxby Downs. Het gaat naar de 40 gr C toe.
Roxby Downs is gebouwd ter ondersteuning van de Olympic Dam, de grootste minerale erstmijn in zijn soort ter wereld. Per jaar wordt er 9 miljoen ton erts gedolven, waaruit 350.000 ton koper, 4000 ton uranium, 80.000 ons goud en ongeveer 1 miljoen ons zilver wordt gewonnen.
We worden hartelijk ontvangen door Margreeth en Chris. ’s Avonds worden er oude jeugdherinneringen opgehaald en foto’s bekeken van vroeger. Voor de volgende dag heeft Margreeth een prive-tour voor ons georganiseerd. We gaan naar Andamooka. Kennissen van haar hebben daar een opaalmijn. In 1930 is in Andamooka opaal ontdekt. Sinds 1962 hebben zich hier 800 mijnwerkers gevestigd. Gerry en Erica, eigenaren van de mijn leiden ons rond. De mijn is ongeveer 15 mtr. onder de grond en bevat een aantal manshoge gangen. Het hele jaar door heerst onder de grond een temperatuur van zo’n 24 gr. C. Zeker in de zomer is dit aangenaam, de temperatuur buiten kan dan oplopen tot 45 gr C.
Vroeger werd hier gewerkt met pikhouweel en bij kaarslicht. Expers zeggen dat Andamooka-opaal de meest stabiele ter wereld is. Opaal is een silicamineraal. 90% van het gevonden opaal heeft weinig waarde, 10% met vurige heldere kleuren is van grote waarde. Mocht je ooit in de buurt van Andamooka komen en je bent geinterresseerd in een rondleiding in een opaalmijn, neem dan per email contact op met : andamookaopal@aol.com. Erica en Gerry kunnen jullie rondleiden en uitstekend informeren over opaal, tevens kan Gerry prachtige sieraden maken van opaal. Het leuke van Andamooka is, dat het er nog niet zo toeristisch is.
We bezoeken nog enige oude hutten en zien hoe de mensen hier vroeger woonden en leefden. Het moet een harde tijd zijn geweest. Wij proberen in de hitte bovengronds nog ons fortuin te zoeken. Het heeft enige zweetdruppels gekost, echter zonder resutaat.
In de nabijheid van Andamooka ligt Lake Torrens. Via een erg hobbelige gravelweg rijden we er naartoe. Het is een droog zoutmeer. Door de felle zonneschijn kun je er bijna niet naar kijken. Na twee dagen nemen we afscheid van Margreeth en Chris en gaan we weer richting het zuiden. Komend weekend weer verder op ons aluminium paard.
Van Roxby Downs rijden we door de dessert en zien hier een daar een zoutmeer in de enorme vlakte. In Woomera nemen we nog een kijkje. Dit dorp werd gesticht in 1947 als expirimentele basis, waarvan Britse raketten en andere ruimtevoertuigen werden gelanceerd. Ook werden er in de vijftiger jaren atoomwapens getest.
In Pimba drinken we koffie in het Spud’s cafe. Het cafe hangt vol met nummerbordplaten, medailles, papiergeld en emblemen. We bestellen koffie. Er wordt ons een mok aangereikt en verder is het zelfbediening. Een waterboiler, melk, suiker en instantkoffie staat in de hoek en bedien jezelf.
’s Avonds zetten we de tent op in Port Pirie. Het is even wennen, van een lekker bed weer op ons self-inflated matje. Port Pirie is The City of Friendly People. ’s Werelds grootste loodsmelter staat hier en in 1998 werd hier de grootste witte haai gevangen, 5,5 mtr. lang. In het oude treinstation, gebouwd in 1902 in Victoriaanse stijl, is nu een museum gevestigd. Van Port Pirie rijden we verder naar het zuiden. Er is weinig verkeer. Om ons heen zien we grote graanvelden onderbroken door witte en roze gekleurde zoutmeren. Vroeg in de middag komen we aan op de camping in Adelaide. Hier zijn we 4 weken geleden gestart.
Als het donker wordt zien we dat de sommige mensen hun kerstverlichting hebben branden. De scheerlijnen zijn behangen met kerstboomslingers en kerstverlichting, de flikkerende lichtjes maken het geheel compleet. Buitentemperatuur 24 gr C.
Morgen moeten we de huurauto weer inleveren. Voor 9 uur, dat betekent vroeg op! We zien ernaar uit om de dag erop weer op de fiets te gaan. De bedoeling is door The Grampians en dan over The Great Ocean Road naar Melbourne. Via de Highway 800 km. Voor ons zal het traject wel iets langer worden.
_____________________________________________________________________________________
ADELAIDE-GRAMPIONS NAT. Park
Zonder problemen fietsen we op vrijdag 9 december Adelaide uit. Via de Gorge Road, een mooie route langs de Torrens River, rijden we naar het zuid-oosten. In Mannum, gelegen aan de Murray River, zetten we de tent op. De rivier vormt een groot deel van de grens tussen Victoria en New South Wales en ontspringt in de Snowy Mountains. Vanaf Mannum fietsen we naar het zuiden. We fietsen langs graanvelden en rond het middaguur bereiken we Murray Bridge.
Murray Bridge ligt aan een doorwaadbare plaats aan de rivier. Vroeger stak men hier met kuddes vee op weg naar Adelaide, de rivier over. In Wellington lunchen we in een oud gerechtsgebouw. Het is prachtig gerestaureerd en er is nu een museum en een restaurant in gevestigd. We praten nog enige tijd met een oud wielrenner uit Engeland. Dan stappen we op het pontje dat ons naar de overkant van de rivier brengt en we beginnen aan de laatste vijftig kilometer naar Meningie. Helaas is de wind gedraaid en we moeten flink doortrappen om er tegenin te komen. Het landschap is saai, graanvelden en hier en daar een droog zoutmeer, blauw, wit of roze gekleurd.
Als we in Meningie op de camping aankomen hebben we 120 km gefietst. Om in wielertermen te spreken: we hebben er vandaag een beste snok aan gegeven. De camping ligt aan het Albert Lake. Vanwege de hitte, nemen we de volgende dag een rustdag. Het zal 40 gr C. worden. In het dorp halen we nog enige boodschappen en installeren we ons op de camping aan een picknicktafel onder de bomen langs het meer. De verwachting is dat het vanavond zal gaan onweren. Onweersbuien blijven gelukkig uit, maar als we de volgende dag wakker worden horen we regendruppels op de tent. We gaan ondertussen douchen en ontbijten. Rond negen uur is het droog en pakken we de boel op. We zakken verder af naar het zuiden en bereiken we The Coorong National Park.
Het is een mooie route met gevarieerd landschap. The Coorong is een deel van de Limestone Coast. Het National Park is een 145 km lange strook van achter elkaar liggende zoetwaterlagunes, die gevoed worden door de Murray River. Het water wordt van de oceaan gescheiden door de witte duinen van The Young Husband Peninsula. Het is een paradijs voor de vogelliefhebber. In The Coorong leven meer dan 300 soorten vogels in de tea-trees in de accasia’s of langs de weg. In Salt Creek komen we na 60 km het eerste winkeltje annex cafe tegen. We besluiten ook hier op de camping te overnachten, omdat er de komende 95 km “nothing at all is”.
De wind is enigszins gaan liggen als we de volgende dag op pad gaan naar Kingston. De weg is glooiend, weinig verkeer en niet te warm. De camping in Kingston ligt aan de oceaan. De plaats Kingston is bekend als vissersplaats en vooral om zijn kreeft. Vooraan in de plaats staat een zeekreeft van 17 m. hoog, met een spanwijdte van 13.7 mtr. en van kop tot staart 15,2 mtr. lang.
Vanuit Kingston rijden we weer in oostelijke richting. De weg is omzoomd door prachtige eucalyptussen, bloeiende struiken en een soort heide. We rijden over boerenlandwegen en vermijden zoveel mogelijk de highways. Het is wel zorg om genoeg eten en vooral drinken bij je te hebben. Na 104 km bereiken we Naracoorte. Het dorp is een van de oudste van South Australia. Zoals in zoveel gebieden zijn schapen in de omgeving talrijker dan mensen. The Sheep Back, een oude molen, daterend uit 1860, vertelt iets over de geschiedenis van de wolindustrie in deze streek. De trekpleister zijn de grotten van het Naracoorte Caves Conservation Park. Wij slaan ze deze keer over.
Als we op weg gaan naar Edenhope, hebben we de wind schuin achter ons. De weg is glooiend, we zien veel graanvelden en wijngaarden. Langs de kant hoge eucalyptusbomen, die ons beschermen tegen de felle zon. We zijn op tijd op de camping. In de plaatselijke pub drinken we een biertje. Het gaat er erg gemoedelijk aan toe. Wat ons hier opvalt is dat er in elke pub minstens drie tv’s aan staan. Hoofdzakelijk voor het gokken op paarden- windhonden- of sulkyraces.
Onze voedselvoorraad wordt weer aangevuld, want de eerstvolgende 100 km is er weer niets te koop. Als we ’s avonds in de tent zitten is er een enorme plensbui met windstoten. De volgende ochtend vertrekken we met een strakblauwe lucht en weinig wind. We rijden op een C-weg, in onze ogen een breed fietspad. Breed genoeg, want er is weinig verkeer. Vijf auto’s op 100 km. Omdat het gisteravond geregend heeft geuren de eucalyptusbomen. Het is alsof je door een dampo-stoombad fietst. Heerlijk!!
De camping waar we overnachten is gelegen aan het Clear Lake bij het dorp Toolondo.Het overvloeimeer staat al twee jaar droog. De caravans staan er verlaten bij. Wij zijn de enige gasten. We genieten van de rust en de prachtige vogels om ons heen. De spinnen, torren enz in het toilletgebouw nemen we op de koop toe. ’s Avonds horen we de kookaburras. (lachvogels). Al vroeg de volgende dag, op weg naar The Grampians, krijgen we de eerste regenbuien. Langs de kant van de weg treffen we een schildpad, naar later blijkt een slangenhalsschildpad. Het dier blijft echter in zijn schild en laat zich niet met kop en lange hals fotograferen. Halls Gap, de enige plaast in The Grampians ligt in een vallei. Ervoor ligt nog Mt. Victoria. Een klim van 11 km. We rijden 9 a 10 km. per uur. De afdaling is geweldig, echter koud en omdat het geregend heeft is het oppassen geblazen. Na 95 km ploffen we op de camping neer.
_____________________________________________________________________________________
THE GRAMPIONS NAT. PARK – GREAT OCEAN ROAD
The Grampians National Park is het grootste NP in Victoria. Voordat de blanken het gebied veroverden, leefden hier aborigines van diverse stammen. The Grampians kenmerken zich door spectaculaire, met bos begroeide bergketens van zandsteen en een grote hoeveelheid soorten dieren en vogels. Er zijn veel wandelroutes uitgezet die je langs watervallen, ongewone rotsformaties en adembenemende uitzichtpunten leiden. Bij het Visitor Center halen we wandelroutes en trekken er twee dagen te voet op uit.
Een mens zit soms vreemd in elkaar: als je fietst wil je graag wandelen en als je wandelt wil je graag fietsen. Wij horen dit van meerdere fietsers. De dag dat we de schitterende Grampians verlaten worden we ’s ochtends gewekt door honderden witte kakatoes. Het is een mooi traject naar het zuiden. De weg loopt over een punt van 400 mtr. hoog(de divide). Eenmaal hierover is het een lange afdaling met nog een steile klim om over de range uit de Grampians te komen.
Om de camping in Penshurst te betalen moeten we naar het postkantoortje, hier krijgen we tevens de sleutel voor het toilletgebouw. De postkantoorhouder begint een heel gesprek in het nederlands. Hij komt uit voormalig Belgisch Kongo. In het parkje naast de camping is een “street-party”. We hebben gesprekken met enige mensen en weten nu e.e.a. over de grond- en huizenprijzen. Van Penshurst naar Port Fairy, gelegen aan de kust is het 68 km.
Een makkie denken we. Helaas de wind is gedraaid en hebben er recht tegenin. Geen beschutting tegen felle zon en wind. In Port Fairy is het een aangename temperatuur, ongeveer 25 gr. C. We blijven hier een paar dagen voordat we aan de tocht beginnen naar Melbourne, via de Great Ocean Road.
_____________________________________________________________________________________
Port Fairy is een kleine vissersplaats aan de monding van de rivier de Moyne. Momenteel wonen er 4000 mensen. Eens was het een van de grootste havens van Australie. Een belangrijke bron van inkomsten was in die dagen de walvisvaart, maar de haven zag ook wol, tarwe en aardappelen voorbijkomen. Ook werd hier goud verscheept naar Engeland. Tegenwoordig leeft een groot deel van de bevolking van de visvangst.
Aan de monding van de Moyne River ligt het Griffith Island. In dit vogelreservaat is een wandeling uitgezet, die we lopen. Onderweg zien we hier veel holen in de grond. Wat we eigelijk missen zijn de konijnenkeutels. Een bord verderop helpt ons uit de droom. Hier huizen shearwater- ook wel muttonbirds genoemd. (dunbekpijlstormvogels). Deze vogels maken een hol in de grond en leggen hierin 1 ei. Overdag zijn ze op zee om voedsel te vangen en ’s avonds in de schemering keren ze terug naar hun hol.
Wij fietsen door naar Warrnambool waar de Great Ocean Road voor ons begint. De bedoeling van het aanleggen van deze weg was dat het een toeristische route van internationale allure zou worden. Dat dit gelukt is blijkt wel uit de jaarlijkse hoeveelheid toeristen. Ook bij fietsers is de route zeer populair. Warrnambool ligt aan de “Shipwreck Coast”. Een kustlijn waar veel zeilschepen ten onder gingen. Ook hier leefde men van de walvisvaart. Op het moment dat wij er verblijven is iedereen druk in de weer om kerstkadootjes te kopen en inkopen te doen voor de barbeque-party. Hier zeer populair op eerste kerstdag.Volgens de australiers barst op tweede kerstdag, hier boxingday genoemd, de vakantiedrukte los. De scholen zijn reeds een week dicht en de kinderen hebben 6 weken vakantie. Wij zullen ons met onze push-bikes er tussendoor moeten laveren. Eerst dachten we dat ze een grapje maakten om de fietsen push-bikes te noemen. Maar bikes, zijn motorfietsen en onze vehikels zijn push-bikes. Tot aan hier hebben we 1750 km. gefietst en nog geen meter geduwd!
Op eerste kerstdag wacht ons ’s morgens een verrassing. Kinderen hebben kadootjes(zakjes snoep) voor de tent gelegd. Vanaf Warrnambool rijden we eerst een stuk landinwaarts. Als we bij de kust aankomen zien we prachtige rotsformaties aan en in de oceaan. O.a. The Arches, London Bridge(broken) e.a. In Port Campbell willen we eens lekker gaan eten. Helaas, het draait uit op brood met een blikje vis. Alle restaurants zijn gesloten! Een mooi natuurverschijnsel zien we vlak bij de kust van Port Campbell. Het zijn de rotsformaties de 12 apostelen die het water uitsteken. Het zijn echter nog maar acht rotsen, waarvan enkele alleen bij laag water te zien zijn. Nog niet zo lang geleden maakten de pilaren nog deel uit van het vasteland. We bereiken na een stevige klim van 31 km Lavers Hill.
Die avond nuttigen we ons verlaten kerstdiner met geemigreerde nederlanders in het Roadhouse. Via een mooie afdaling naar Glenair aan de kust vervolgen we onze weg weer landinwaarts. Een paar lastige klimmen leiden ons naar het Meat Rest Rainforest. (boardwalk) Hier ontmoeten we fietsers uit Colorado Springs. We overnachten in Apollo Bay, een charmant vissersdorp aan de voet van de Otway Ranges. Het is tevens de woonplaats van Skippy(Phil Anderson) De oudere generatie zal hem nog wel kennen, een meer dan goede profwielrenner in de tachtiger jaren. Vanaf Apollo Bay naar Lorne rijden we een spectaculair deel van de Great Ocean Road, waar de smalle weg aan de ene kant geflankeerd wordt door rotswanden en waar aan de andere kant steile hoge klippen uit zee rijzen. De nauwe soms drukke weg slingert langs de kustlijn door kleine plaatsjes. Vanaf Kennett River, waar we nog koala’s zien, zijn de heuvels bedekt met eucalyptusbomen. Een mooi uitzicht over de kustlijn hebben we vanaf Mt. Defiance.
Op de camping in Cumberland River is nog een plaats vrij, niet geweldig maar we nemen het maar. Het is momenteel peak-season! Om 8 uur zitten we de volgende dag reeds weer op de fiets. Het is op dat tijdstip reeds warm! We passeren Lorne. Een populaire vakantie- en weekendbestemming voor mensen uit Melbourne en Geelong. Het wordt nu aanmerkelijk drukker op de weg. Voorbij Lorne klimmen we over de Big Hill en bereiken we de kust weer in het plaatsje Anglesea. Twaalf kilometer na Anglesea is een houten boog over de weg gemaakt, de Memorial Arch. Hier begint en voor ons eindigt de Great Ocean Road.
Via Torquay, een paradijs voor surfers, bereiken we Geelong op 30 december. Temperatuur 38 gr C!! Vandaag 31 december, oude jaarsdag, zal het 42 gr C. worden hier in Geelong. Wij gaan diverse “klussen” doen en fietsen de stad in. Geelong was de eerste stad in de staat Victoria die een plan maakte voor fietsers. Er zijn dan ook veel fietspaden aangelegd. Op het station informeren we naar vertrektijden van de trein en op het Visitor Center boeken we de boot van Melbourne naar Tasmanie. We lopen nog vier adressen af om te internetten, maar alles is gesloten. De rest van de dag verblijven we in de schaduw bij de haven, waar vanavond een beach-party plaats vindt. Live music, eten en drinken inclusief champagne AUD 129. Wij kunnen er niet naartoe in ons kloffie, want je moet well-dressed verschijnen. Als we tegen 6 uur op de camping terug zijn heeft de jeugd die we ’s morgen nog zagen een totale metamorfose ondergaan. Zij die naar de party gaan lopen er inmiddels well-dressed bij. Jonge mannen in pak met stropdas, terwijl het nog 35 gr C is. De dames zijn beter uit, zij lopen in mooie blote jurken. Je herkent ze bijna niet terug. Wij duiken om 10.00 uur in de slaapzak, want we worden lekgeprikt door muggen.(neefjes, ha,ha,ha)
Om twaalf uur worden we wakker door wat lawaai om ons heen. Wij wensen elkaar gelukkig nieuwjaar en slapen verder. Niet voor lang, want de partygangers komen na elkaar binnen. Als we om zeven uur de tent uit komen zien we dat onze overburen, 5 jonge mannen, her en der op hun matje liggen in de open lucht. Sommige in hun nette kostuum. Het is een zot gezicht. Wij vertrekken met de trein naar Melbourne. Als we daar op de fiets naar de pier rijden valt de regen met bakken uit de lucht. Kletsnat bereiken we een eettent bij de pier. Nemen een pizza en stappen aan boord voor de overtocht naar Tasmanie.
____________________________________________________________________________________
Abel Tasman, geboren in Lutjegast, zeilde in 1642 over Storm Bay. Zijn bemanning waren de eerste Europeanen die de plek waar zich Hobart bevindt, onder ogen kregen. Hij noemde het Van Diemensland. Tien jaar later begonnen diverse Franse ontdekkingsreizigers met het in kaart brengen van het gebied.
De Britten kregen aan het begin van de negentiende eeuw belangstelling voor het gebied. In 1803 werd een groep van 49 soldaten en gevangenen naar het gebied van de Derwent River gestuurd, om daar een millitaire nederzetting te stichten. De Engelsen waren bang dat de Fransen het eiland in beslag zouden nemen. Het eiland Tasmanie wordt vaak door veel toeristen vergeten te bezoeken. Het eiland is zeer bergachtig met veel ongerepte wildernis. De hoogste berg, Mt Ossa is 1617 m. hoog en gelegen in het Cradle Mountain National Park. De dorpjes en stadjes op het eiland doen enigszins engels aan. Dat komt doordat de meeste bewoners van Britse afkomst zijn. De grote stroom immigranten die na de tweede wereldoorlog naar Australie kwam, ging aan het eiland voorbij.
____________________________________________________________________________________
CENTRAAL PLATEAU
Over het Centraal Plateau
Begin: Devonport
Einde: Port Arthur
Onze ontdekking van Tasmanie begint op 2 januari 2006 om 6.20 ’s morgens als we van boord stappen in Devonport. Na een kop koffie en een…krentebol gaan we dan ook gelijk maar van start. De weg begint vlak, maar na het plaatsje Latrobe komen er steeds meer heuvels, waaronder een paar flinke kuitenbijters. Eentje ervan, na Kimberley, is meer dan twee km. klimmen en geeft ons op de top een prachtig uitzicht.
Het landschap wordt af en toe onderbroken door weeldrige lichtroze velden. De bloemen die hier groeien, zijn opiumpapavers, die gekweekt worden voor de medische industrie. Van het ingedroogde melksap uit de onrijpe vruchten van de slaapbol wordt o.a. morfine gemaakt. Tasmanie is de enige plek in de westerse wereld waar deze teerroze bloemen legaal gekweekt worden. Een derde van de (legale) wereldproduktie komt hier vandaan. De planten worden niet bewaakt, de velden worden alleen omheind door prikkeldraad. Veel mooie uitzichten hebben we nog tot Dunorlan. Vanaf hier gaat het bergafwaarts in de luwte van de Great Western Tiers, die opklimmen naar het Centraal Plateau. We kamperen in Deloraine aan de Meander River. In het heuvelachtige dorpje staan een paar historische gebouwen uit 1830. We gaan nog even langs het Visitor Center om te informeren of de gravelweg (46 km.)die we de volgende dag moeten fietsen goed te berijden is. Volgens de dame van de informatie is de weg goed en zal het ongeveer 23 gr. C worden.
Na een koude nacht gaan we ’s morgens vroeg van start. Er staat een stevige bries en voor ons de verkeerde kant op. Tegenwind!! We rijden eerst door een veeteeltgebied en bereiken langzamerhand de heuvels. Een kangoeroe schiet over de weg en in de bomen horen we de kakatoes. Naar het hoogste punt is het 34 km klimmen. Doordat het steeds harder gaat waaien zien we steeds minder van de omgeving. Met de neus op het stuur worstelen we ons naar boven. Af en toe zijwind maakt het nog lastiger om op de weg te blijven. De Liffley Falls laten we links liggen. Het zou nog 11 km extra zijn. Ongeveer 1 km voor de top moeten we van de fiets af. We gaan over op, jawel, de PUSHBIKE !! Het stormt, zelfs lopen lukt maar amper. Op de top schuilen we achter rotsblokken en bosjes. Afdalen is te riskant. We moeten wachten tot de wind is gaan liggen. Dan komt de oplossing. Een automobilist stopt en biedt ons een lift aan; hij woont in Hobart, is daar accountant. Alles past in z’n mpv en we rijden comfortabel langs het Great Lake, door het plaatsje Miena, waar we hadden willen overnachten, door naar Bothwell. Het geluk is met ons. Bij het Visitor Center biedt Roslyn ons aan om in haar cottage te overnachten. Zij en haar man John zijn de cottage aan het opknappen, desondanks is het goed bewoonbaar. De cottage is gebouwd in 1836 en ziet er prachtig uit. We doen ’s avonds in de keuken de Saxon houtkachel aan en overdenken hoeveel pech en geluk we vandaag hebben gehad. De prachtige afdaling gemist, maar een warm onderdak!!
Roslyn laat ons de volgende dag het huis zien waar zij met haar man woont. Het is een prachtig huis gebouwd in 1832. Het diende eerst als uitkijkpost voor de millitairen en later was het een politiepost. Het huis is prachtig gerenoveerd en sommige authentieke onderdelen zijn gehandhaafd. Van een cel hebben ze een badkamer gemaakt. En van twee cellen een bergruimte. We zien namen, afbeeldingen van schepen en geheimschrift door de gevangenen in de muren gekerfd. Bothwell is typisch schots. Er staan meer dan 50 gebouwen/huizen die beschermd worden door de staat. We maken nog een fietstocht door de omgeving, en doen inkopen om de volgende dag weer verder te gaan. Voor negenen zijn we alweer op pad. De A5 kronkelt door het glooiende landschap. Bij Melbon gaan we de A1 op. Veel verkeer en veel lawaai. Onderweg zien we prachtige huizen gemaakt van sandstone met eveneens prachtige tuinen er om heen. Bij Brighton gaan we drukke weg af en slaan de C321 in. Rustige route door veeteeltgebied. We dalen af naar zee nivo. Na 75 km bereiken we Richmond. Dit plaatsje is een van de oudste en historisch gezien meest belangrijke plaatsen van Australie. Hier vind je de oudste brug (1823-1825) van het land. Veel van de oude gebouwen werden rond 1830 door dwangarbeiders onder de meest barre omstandigheden gebouwd. We brengen o.a. een bezoek aan de Richmond Gaol, een oude gevangenis.
Als we de volgende dag op pad gaan naar Eaglehawk Neck is het prachtig weer. Een gedeelte van de route fietsen we weer over een gravelweg langs de kust. Het is opnieuw heuvelachtig, maar lekker rustig. In Eaglehawk Neck besluiten we door te gaan naar Port Arthur, ongeveer 20 km verder. Port Arthur is gelegen op het Tasman Peninsula. Het Tasman Peninsula begon de blanke geschiedenis als strafkolonie, waar de dwangarbeiders onder de meest mensonterende omstandigheden moesten leven. De enige toegang tot het schiereiland, Eaglehawk Neck, werd door honden en soldaten bewaakt, zodat ontsnappen vrijwel onmogelijk was. Nadat de strafinrichting gesloten was, kwamen steeds meer vrije pioneers naar het gebied. Wij bezoeken de voormalige strafinrichting, waar rondleidingen worden gegeven. De inrichting is omgebouwd tot een museum. Met een veerboot varen we rond Isle of the dead. Op dit eiland werden de overleden gevangenen in massagraven begraven.
We fietsen via Nubeena en Koonya een loupe op het schiereiland. In Taranna bezoeken we het Tasmanian Devil Park. De tasmaanse duivel is een buideldier, zijn dieet bestaat uit kadaver, insecten en kleine vogels- en zoogdieren Het “kwade” temperament en een onwelriekende geur behoren tot de onderscheidende kenmerken. In gevangenschap worden ze gehouden o.m. om een onder deze dieren heersende vorm van kanker te onderzoeken en ze te behoeden voor uitsterven. Wij rijden verder naar Eaglehawk Neck. Hier zien we nog The Blowhole en Tasmans Arch, evenals Tessellated Pavement. Bij gebrek aan een kampeerplaats overnachten we in een backpackers. Vanaf hier beginnen we onze route langs de oostkant van het eiland.
_____________________________________________________________________________________
Begin: Port Arthur
Einde: Launceston
De oostkust van Tasmanie is voor fietsers de meest populaire route. Volgens de Lonely Planet is de moeilijkheidsgraat: moderate – hard.
Op 10 januari verlaten we Eaglehawk Neck en beginnen met een steile klim van 2,2 km. Na deze warming-up rijden we 30 km door heuvelachtig gebied. Onderweg merken we dat we het belangrijkste hebben vergeten; bidons vullen!! De backpackers, waar we overnacht hebben, krijgt de schuld want ons ochtendritueel was anders dan normaal.
Gelukkig is er in Murdunna, een klein dorp, nog een winkeltje waar we water kunnen kopen. In Duralley hebben we koffiepauze en fietsen nog langs het monument van Abel Tasman. We hadden meer een standbeeld verwacht, slechts een steen met inscriptie. We verlaten de A5 en gaan over de gravelweg langs de kust. Het is bewolkt, maar niet koud. We fietsen door een heuvellandschap met hier en daar een huis en verkeer kom je amper tegen. Op een gegeven moment merken we dat we de verkeerde route rijden. De weg eindigt op een “private property”. Drie honden beginnen te blaffen. Een ervan loopt los en begeleid ons blaffend en grommend “zijn” terrein af.
Als we de goede route weer te pakken hebben merken we dat we 6 km extra hebben gefietst. Balen want het vergt veel tijd op een gravelroad. Ondertussen is het mistig geworden, zicht ongeveer 20m. Heuvelop is niet te zien hoe lang een klim is. We rijden door een bos met diverse soorten eucalyptussen, maar van de wijde omgeving is niets te zien. Een lange steile klim brengt ons naar een uitkijkpunt over Marion Bay en de kuststrook waarop Abel Tasman de nederlandse vlag plante in 1672. Helaas zien we niet verder dan de genoemde twintig meter.
We maken een praatje met een stel fietsers uit Nieuw Zeeland en gebruiken ondertussen de lunch. Hierna komen we bij Sandspit Forest Reserve terecht. Deze instantie beschermt de vallei met z’n grote eucalyptus bossen en een uniek stuk regenwoud. Weldra begint het zware klimwerk. Met het kleinste verzet (22×32) kruipen we omhoog. Deze zeer steile klim om uit de vallei te komen is de lastigste van deze dag. Tevens krijgen we te maken met “loggingtrucs”, vrachtauto’s geladen met dikke boomstammen. Terug op asphalt rijden we via Spring Beach naar Orford. De campingground hier ziet er totaal niet aantrekkelijk uit zodat we doorfietsen naar Triabunna. Deze camping is vol, maar voor ons is nog een plekje tussen de caravans achter de heg, ideaal!! We nemen een dag rust. Morgen zullen we met de ferry, zonder fietsen, naar Maria Island gaan.
Om negen uur zijn we in de haven van Louisville. Helaas de ferry is volgeboekt voor 10 uur. De volgende gaat om 13.30 uur. Hier gaan we niet op wachten. We reserveren voor de volgende dag en fietsen terug naar de camping in Triabunna. In het dorp bezoeken we het Visitor Center, maken nog een praatje met twee fietsers uit Duitsland en gaan lunchen in Girraween Gardens and Tearooms. Een prachtige tuin met schaduwrijke zitjes en een goede keuken! Wanneer we de volgende dag met de ferry naar Maria Island vertrekken is het prachtig weer.
Abel Tasman zeilde in 1642 langs Maria Island en gaf het eiland de naam van Antonie van Diemens vrouw. In 1825 besloot gouverneur Arthur een strafkolonie op het eiland in te richten. De vijftig dwangarbeiders die hier arriveerden begonnen met de bouw van de strafinrichting. Het eiland werd al snel berucht vanwege het grote aantal gevangenen dat met zelfgebouwde bootjes wist te ontsnappen. In 1852 werd dan ook besloten de boel te sluiten. De grond werd later verhuurd en er is nog een poging gedaan om druiven te telen en zijderupsen te kweken maar beide activiteiten hadden geen succes. Later werd er nog een cementfabriek geexploiteerd maar ook dit project mislukte omdat de kalksteen die gewonnen werd, niet volledig geschikt was voor het maken van cement. In 1971 werd Maria Island uit geroepen tot National Park, waar je kunt wandelen, zwemmen, fietsen en klimmen.
Wij lopen twee routes; Fossil Cliffs en Painted Cliffs. Naar de Fossil Cliffs is een wandeling van anderhalf tot twee uur. Vanaf grote hoogte heb je een mooi uitzicht op de Fossil Cliffs, baaien met zandstrand en in de verte het vaste land *(Tassie). De Painted Cliffs zie je het best bij laag water. Informatie over tijden van hoog- en laag water krijg je bij het visitor center. We lopen door het eucalyptys bos naar het strand. Aan het einde van het zandstrand beginnen de Painted Cliffs. De cliffs zijn zandstenen rotsformaties uitgesleten door wind en zeewater, waardoor prachtige veelal bijzondere kleuren te voorschijn zijn gekomen. De ferry brengt ons om vier uur weer terug op het vaste land*.
Rond negen uur de volgende dag vervolgen we onze tocht langs de oostkust. Het is zaterdag, weinig verkeer en geen “logging-trucks”. De route is vrij vlak en voert ons eerst door agrarisch gebied. We hebben weinig last van de harde zijwind. Even voor Little Swanport zien we de zee weer. De dichte bewolking geeft de omgeving echter een grauw aanzien. Langs de Mayfield Bay bij Baxton Point is een mooie vrije camping, wij worstelen hier met enig klimwerk en rijden verder. We nemen nog een kijkje bij Spiky Bridge; van duizenden keien en zonder cement werd deze brug in 1843 gebouwd door gevangenen.In Swansea hebben we een verlate koffiestop, daarna fietsen we door naar het visiter center. Hier bellen we met de “ferry-man”. Hij staat vermeldt in de Lonely Planet met tel.nummer. Hij zet fietsers over de Moulling Lagoon met zijn dinghy, een kleine smalle metalen boot met buitenboord motor. Het “pontje” kost ons dertig dollar, maar het scheelt de 52 km rijden om de lagoon. Zijn vrouw staat aan de overkant klaar met een handdoek, zodat we de voeten kunnen afdrogen en sokken en schoenen weer aantrekken. Nu nog slechts 6 km fietsen en we bereiken de camping in Coles Bay.
Hier kamperen ook de fiets-girls uit Brisbane-Glasgow en de lui uit Elverston, de voetballiefhebbers. We troffen ze ook in Triabunna. De spectaculaire 300 m. hoge rode granieten bergrug, bekend als The Hazards domineert de sky-line van Coles Bay. Het is tevens de noordelijke grens van het prachtige Freycinet National Park met de veel gefotografeerde Wineglass-Bay. Wij maken een wandeling naar het uitkijkpunt over Wineglass Bay. Vervolgens lopen we naar beneden naar de baai en maken een wandeling langs het strand. Als we terug zijn bij de fietsen ontmoeten we David. Een onderwijzer uit Warrnambool(Great Ocean Road). Hij is geboren in Canada, zijn ouders zijn van nederlandse afkomst. Groningen-Haren? Hij heeft nog hele goede herinneringen aan Aduard, waar hij tijdens vakanties vaak verbleef bij zijn oom en tante. Wij plakken er hier nog een lazy-day bij aan. Picknicken en luieren aan het strand. We lezen in een krant dat FC Groningen heeft gewonnen van Heerenveen.
Goed uitgerust vertrekken we de volgende dag om 8 uur langs de kust naar het noorden, richting St Helens. De weg is glooiend, weinig verkeer en…de wind in de rug. In Bechino, een mooi vissersplaatsje aan de kust, hebben we een koffiestop. Het begint ondertussen harder te waaien. Het deert ons deze keer niet(tailwind). Rond 3 uur s’middags arriveren we in St. Helens. 123 km. gefietst vandaag. Op de camping vinden we een plaatsje achter druivenstruiken uit de wind.
St Helens is een vissersplaatsje met 1145 inwoners. Vanaf 1830 gebruikten zeilers en walvisvaarders de George Bay als thuishaven. Boeren arriveerden hier in 1830. Mede door de vondst van tin in 1874, werd het plaatsje een belangrijke haven. Momenteel is St Helens de grootste plaats aan de oostkust. Als we St Helens verlaten beginnen we na 2 km met een stevige klim. We verlaten graslandomgeving en komen terecht in heuvel- en bosachtig gebied. De serieuze klim begint na 30 km. naar Weldborough Pass. Gemiddeld 7% over 9 km klimmen. Na de top maken we nog een wandeling van 15 minuten door een dampig bos met grote varenbomen: de Myrtle Rainforest Walk.
Na enige korte klimmen bereiken we het dorpje Derby. Bekend door de vondst van tin . Nu een slapend dorpje. In het Derby Tin Mine Center zijn nog enige oude mijngebouwen te zien. We overnachten op een camping aan de rivier. ’s Ochtends worden we gewekt door het lawaai van black-cockatoos. Als we Derby verlaten begint het te regenen. Het is een dag van heuvel op- en af en schuilen onder de bomen. Het is inderdaad erg “hilly”, zoals de australiers ons reeds hadden verteld. In Scottsdale, een plaatsje met twee duizend inwoners zetten we onze tent op aan de kreek. Voor Scottsdale zijn veeteelt, het verbouwen van hop, verwerken van diepvriesprodukten en houtzagerijen de belangrijkste bron van inkomsten.
Op de camping maakt iemand ons erop attent dat er reeds enige dagen omstreeks zes uur ’s avonds een vogelbekdier, platypus zoals ze hier zeggen, is gesignaleerd. We haasten ons om nog enige boodschappen in te slaan en zijn rond 6 uur terug. We installeren ons bij de kreek en wachten geduldig. En jawel… luchtbellen verschijnen aan het wateroppervlak, daarna komt er modder omhoog en even later de platypus!!!! We zijn erg verrast dat we het dier kunnen zien. Vogelbekdieren zijn erg schuw en worden slechts een enkele maal gezien. Het heeft een snavel als die van een eend, een staart als van een bever, een vacht als van een beer en zwemvliezen tussen de tenen. De platypus eet voornamelijk ongewervelde dieren. Ze zoeken hun voedsel onder water, slaan het op in hun wangen en beginnen er pas aan de oppervlakte op te kauwen. Ze wonen in holen vlak boven de waterlijn. Elk jaar in de lente legt het vrouwtje haar eieren, meestal twee. Ze broedt ze in 1 tot 2 weken uit. De jongen drinken gedurende 4 tot 5 maanden van de melk die uit de porien op haar huid komt. Het dier laat zich nog enige keren zien, zodat we nog wat foto’s kunnen maken. Onze dag kan niet meer stuk!!
De laatste etappe van Scottsdale naar Launceston gaat door heuvelachtig gebied met een lange slingerende,steile klim van 6,8 km. naar The Sideling. Daarna volgt een lange afdaling naar Launceston. De klim begint na 10 km. met gemiddeld 6,5 % steiging. De weg wordt omzoomd door pijnbomen en eucalyptussen . Boven bij het uitkijkpunt is het enigszins heiig, zodat we niets zien van Bridport, Cape Barren en Flinders Island. We maken een praatje met een chauffeur van een tankwagen. Hij haalt melk op bij de boeren en levert het af in Devonport. De chauffeur heeft een verplichte stop van een half uur. Hij vertelt dat zijn rijtijden gecontroleerd wordt via de sateliet.
Bij Myrtle Bank Tearooms waar ook een camping is overwegen we te overnachten, maar we besluiten om toch door te fietsen naar Launceston. We moeten nodig de was doen en zelf zijn we ook toe aan een schrobbeurt! De weg na Myrtle Bank wordt omzoomd door prachtige eucalyptussen. De afdaling richting Launceston is geweldig. Niet erg steil, maar wel heel lang. Als we om 15.15 bij het Visitor Center arriveren, blijkt dat het reeds gesloten is. We grabbelen al onze informatie bij elkaar en om uit te vinden waar een camping is. Op goed geluk gaan we op pad en vinden na enige km. de camping. We hebben een mooie plek met uitzicht over de stad.
Launceston is de tweede stad van Tasmanie en wordt wel de “tuinstad” genoemd. De vele parken zorgen hier voor een aangenaam leefklimaat. Elegante gebouuwen, gebouwd door dwangarbeiders, luisteren het charmante centrum op. In de omgeving van de stad begonnen pioneers met de ontginning van het land. Zij kweekten o.a. appels en peren. Dit fruit werd tezamen met hout en mineralen naar het vaste land van Australie en Europa verscheept. Op de terugweg namen de schepen kolonisten mee, die hoopten op een betere toekomst dan die ze in hun vaderland zouden hebben.
De ontdekking van goud en tin in de omgeving van Launceston veroorzaakte een enorme toevloed van kolonisten. Wij maken een stadwandeling langs prachtige koloniale gebouwen. In het City Park staat de Albert Hall uit 1891. We brengen een bezoek aan het Design Centre of Tasmania waar o.a. voorwerpen die van plaatselijke houtsoorten zijn gemaakt, verkrijgbaar zijn. Het postkantoor is in Queen-Annestijl gebouwd tussen 1886 en 1889 uit plaatselijk materiaal.. We trekken een paar uur uit voor de lunch in het City Park. Launceston is een mooie afsluiting van de oostkant. We bereiden ons nu voor om de westkant te gaan fietsen.
_____________________________________________________________________________________
Begin: Launceston
Einde: Hobart
Het vertrek uit de prachtige stad Launceston verloopt zonder problemen. Het is nog steeds erg warm. Via de B41 rijden we door agrarisch gebied naar Evandale. Dit pittoreske plaatsje valt vrijwel geheel onder monumentenzorg. Veel van de huizen uit de negentiende eeuw verkeren in goede staat. Evandale is eveneens bekend om zijn wielerronde. Er wordt gefietst op ouderwetse fietsen met een hoog voorwiel. De race, The National Penny Farthing Championship, wordt dit jaar gehouden op 18 februari. Via kleine C- weggetjes omzoomd door hoge heggen bereiken we Longford. Ook dit plaatsje valt onder monumentenzorg. Een deel van de historische panden in het dorp werd in de 19e eeuw door dwangarbeiders gebouwd. We houden een koffiestop bij de bakery, gehuisvest in een oud gerechtsgebouw. Wegens gebrek aan een camping, overnachten we aan een beek in het dorpje Bracknell.
Het weer is goed en weinig wind als we de volgende dag vertrekken naar Deloraine. In de verte zien we de Great Western Tiers. Het herinnert ons weer aan de dag met storm op 3 januari jl., toen we van de berg geplukt werden door de aardige meneer (Matthew) uit Hobart. We fietsen nu onder de berg langs naar Liffey waar de gravelweg begint. We slalommen om een slang heen en worstelen met de steile korte klimmen. Vanuit Lower Car Park, waar je tevens mag kamperen, maken we een wandeling naar de Falls. Ondertussen houdt een echtpaar uit Queensland een oogje op onze fietsen tijdens de twee uur durende wandeling. Als we terugkomen worden we uitgenodigd voor de lunch. Na de lunch staat ons nog een steile klim te wachten van 1,8 km. Tijdens de afdaling worden we door een jeugdige autorijder nog even flink in het stof gezet. Gelukkig is er een warme douche op de camping in Deloraine.
De weg van Deloraine naar Mole Creek gaat door heuvelachtig , agrarisch gebied. Mole Creek staat bekend vanwege de Leatherwoodhoning. Deze honing heeft een aparte sterke smaak. Leatherwoodbomen groeien alleen in het vochtige westelijke gedeelte van Tasmanie. De zuivere honing wordt verkregen doordat de bomen bloeien buiten de periode van overige bloeiende bomen en struiken, zodat de bijen alleen de nectar van de leatherwoods halen. Het is Australian Day en iedereen heeft een vrije dag, zodat een rondleiding door de plaatselijke honingfabriek niet door gaat. Wel nemen we een potje honing (500 gr) mee. We moeten onze inkopen alsmede het verzamelen van folders goed afwegen(lett. en fig). want elke kg moet je wel meezeulen op de fiets.
Na de Mersey River begint het echte klimwerk en als toetje de klim naar het plaatsje Sheffield. In het Visitor Center wordt ons medegedeeld dat de camping in het dorp is opgeheven. We vinden onderdak in het Sheffield Hotel. Sinds de overnachting in de cottage in Bothwell, weer eens in een echt bed.Heerlijk!! Beneden in de pub drinken we een biertje en praten met enkele mensen uit het dorp. Het is vrijdagavond en van 5-6 uur Happy Hour. Door de kastelein worden snacks geserveerd. In het motel tegenover ons overnachten mountainbikers. Ze doen mee aan een vierdaagse wedstrijd. Een bijzondere attractie in Sheffield zijn de muurschilderingen. Kunstenaars uit heel Australie hebben de muren van diverse huizen in het dorp verfraaid met taferelen uit de pioniersdagen. ’s Avonds zien we op de kamer de halve finale tennis Australian Open tussen Federer en Kiefer.
Het is reeds warm als we om 9 uur ’s morgen van start gaan naar Cradle Mountain. Het wordt een zware dag met veel klimwerk. Het begint bij Gowrie Park op 15,5 km. en gaat door na Lake Cethana op 24,5 km met 5,5 km steil naar Moina. Hier verwachten we even onderuit te kunnen zakken op het terras van het questhouse annex tearooms. Helaas niets van dat alles: het complex is gesloten! Aan de overkant van de weg staat een Lodge, waar we vragen of ze wat water voor ons hebben. Een snibbige dame mompelt iets over “very busy”, maar we krijgen toch water. De laatste klimmen naar Cradle Mountain zijn niet erg steil, maar ze voelen aan alsof we de Mt Ventoux op gaan!! In het cafe van het informatiecentrum gaan we even bijtanken. (koffie, carrotcake, pizza) en zetten daarna de tent op bij Cosy Cabins Cradle Mountain. Ook de mountainbikers hebben hier hun kamp opgeslagen. We praten nog even met de “leader” Chris Jongewaard.
Cradle Mountain Nat. Park heeft een oppervlakte van 161.000 ha en maakt deel uit van The Tasmanian Wilderness World Herritage Area. De toppen en de hooggelegen plateaus in het park zijn niet begroeid, maar de meren en rivieren worden omzoomd door dichte bossen afgewisseld door vlaktes begroeid met buttongras. Samen met het loog van de tea-trees zorgen deze voor de bruine tint van het water in de rivieren en meren. In het Cradle Mountain N.P. zijn diverse wandelroutes uitgezet. De bekendste is wel de Overland Track, die in ongeveer 5 dagen gelopen kan worden. Er zijn ook kortere routes. Een daarvan lopen we de volgende dag. Van Snake Hill naar Ronny Creek. We lopen door naar Dove Lake, maar het meer en de bergtoppen krijgen we niet te zien vanwege de bewolking en mist. Een shuttlebus brengt ons terug naar het informatiecentrum. Genoeg voor vandaag, we voelen onze benen nog van gisteren.
Het heeft de hele afgelopen nacht geregend. Tegen de ochtend krijgen we nog bezoek van een possum(groot 60 cm.) in onze voortent. We hebben de tassen goed afgesloten, maar hij heeft toch voedsel geroken. Na enig geschud aan het tentdoek kruipt het beest weer onder het tentzeil door. Het is koud en nat als we opstaan. We zitten lang te ontbijten in de grote keuken, waar het heerlijk warm is. We kunnen er tevens koken, afwassen en een grote open haard verwarmt het geheel. Het hout ligt klaar in het stookhok. Als het ’s middags opklaart gaan we met de shuttlebus naar Dove Lake. Nu zien we het meer en de kale bergkam van Cradle Mountain(1545 mtr). ’s Avonds zitten we weer in de keuken en lezen in de krant dat de Grampians Nat. Park, waar we eerder geweest zijn, voor het grootste deel door brand is verwoest. Op Tasmanie zijn ook enige bosbranden, maar gelukkig niet van grote omvang. Het is erg koud als we onze tent induiken.
Het is bewolkt en koud als we de volgende dag van start gaan naar Rosebery. Op een paar klimmen na, fietsen we voor het grootste gedeelte “down hill”. De eerste klim is naar Black Bluff Range, een helling van 10%. Meestal wordt het percentage niet aangeheven, maar hier staat op de top een bordje: 10%. Op de top hebben we een prachtig uitzicht op Cradle Mountain. We dalen af en hebben een weidse blik over het glooiend land bedekt met buttongras, tea-trees en teabushes. Na 56 km dalen en klimmen bereiken we Tullah. Vijf km. na Tullah beginnen we aan een steile klim naar Mt. Black. Hierna dalen we af naar Rosebery. We overnachten in dit plaatsje, waar in 1891 erts werd gevonden. De mijn werd in 1913 gesloten en heropend in 1936 en is nog steeds in werking.
Van Rosebery fietsen we via Zeehan door regenwoud naar Strahan. In de omgeving van Zeehan werd rond 1882 zilver gevonden. Het dorpje barstte al gauw uit zijn voegen. In hoog tempo verrezen veel van de gebouwen die nu nog het straatbeeld bepalen. Aan het einde van de 19e eeuw telde Zeehan 10.000 inwoners en had zelfs het grootste theater in Australie met 1000 zitplaatsen. Rond 1908 raakten de mijnen uitgeput en verviel Zeehan tot een slaperig dorpje. Na de klim over de Professor Range bereiken we het vissersplaatsje Strahan, gelegen aan de Macquarie Harbour. Een van de grootste natuurlijke havens ter wereld. Strahan groeide als haven door de aanvoer van erts uit Queenstown. Het stadje verviel tot enkel toerisme. De blokkade van de Franklin River in de beginjaren ’80, door actievoerders in boten was bedoeld om de aanleg van een dam in de Franklin River voor hydro-elektriciteit te stoppen. Op het hoogtepunt van de protestactie in 1982-1983 werden 1400 mensen gearresteerd. Maar het Federal Government greep in en de Franklin River stroomt nog steeds vrij.
In het gebied rond Strahan groeien erg veel huon-pines. Het hout van deze bomen is zeer geschikt voor de scheepsbouw en in de tijd rond 1830 een belangrijke bron van inkomsten. Huon pine hout bevat een bijzondere olie dat maakt het hout onaantrekkelijk voor insekten en larven etc. Rotting kent dit hout ook niet. Door kunstenaars geliefd om mee te werken en nog steeds gebruikt in de scheepsbouw. We maken een cruise van 6 uur, varen naar Hell’s Gate, de smalle ingang van de haven. Varen langs een grote zeeforelkwekerij, meren vervolgens af bij Sarah Island, waar gevangenen verblevenen en varen daarna enkele km. de Gorden River op. Dicht regenwoud bedekt de oevers. Bij Heritage Landing maken we nog een wandeling door het regenwoud. Hier groeien o.a. tea-trees, huon-pines, bloeiende leatherwoodtrees en diverse unieke varensoorten. Onder het genot van een heerlijk diner varen we terug naar Strahan.
De weg van Strahan naar Queenstown is erg heuvelachtig en bosrijk. Het traject is slechts 42 km. Er is weinig verkeer en halverwege de rit hebben we na een flinke kuitenbijter op de top een mooi uitzicht op Queenstown’s geel, wit- en oranjegekleurde kale rotsachtige bergen. Het lijkt of we in en soort maanlandschap terechtkomen. De bomen die eens de hellingen bedekten zijn gekapt, van de vruchtbare grond is door de erosie vrijwel niets meer over. Met het hout van de bomen werden de ovens gestookt, waarin het koper dat in de nabijgelegen mijn gewonnen werd, gesmolten moest worden. Wat aan groen overbleef, stierf al snel vanwege de zwaveldampen, die bij het smelten van koper vrijkwamen. In 1969 werden de smelterijen gesloten en bomen en planten doen hardnekkig hun best weer te voorschijn te komen.
Er wordt niet veel haast gemaakt met de herbebossing, omdat het kale rotsachtige veelkleurige landschap een toeristische attractie is geworden. Op het station in Queenstown hebben we nog even een gesprek met een paar nederlandse fietsers. Ze maken deel uit van een georganiseerde reis van de “Champion” en doen Tasmanie op de race fiets. De rit van Queenstown naar Lake St.Clair gaat voor meer dan de helft door het magnifieke World Heritage Area. Veel klimwerk ofschoon het na een eerste steile klim van 4 km (7%) over het algemeen “moderate” is. Er zijn geen voorzieningen onderweg. Het is zaak om genoeg eten en drinken mee te nemen. Erg koud is het als we van start gaan. Op de top van de eerste klim uit Queenstown wordt ons verteld dat het 11 gr.C is. Als we gaan afdalen zien we nog juist een glimp van het duitse stel fietsers dat we al vele keren hebben ontmoet. Het is niet druk op de weg en langzaam wordt het warmer.
Onderweg zien we dat er veel wandelroutes zijn uitgezet. Wij beperken ons tot wandelingen van 15 min. We hebben onze energie wel nodig op de fiets. De laatste klim van 8 km naar King William Saddle, de geologische scheiding tussen oost en west Tasmanie, begint bij km 62.5. Hierna dalen we geleidelijk af naar Derwent Bridge. Bij de afslag naar Lake St.Clair staat het Derwent Bridge Wilderness Hotel. Het is inmiddels vijf uur, en we besluiten hier maar te gaan eten. Omdat we moe zijn nemen we een kamer in de “backpackers” van en naast het hotel. Na de maaltijd fietsen we nog even naar de camping Lake St.Clair, v.v. 10km. Ons wordt verteld dat men het registratiekantoor heeft gesloten en je er vrij kunt kamperen. Onder de hoge bomen is het vrij somber. Morgen zien we wel wat we doen.
De keus is die dag niet moeilijk, het regent pijpestelen en we boeken bij voor een nacht in de backpackers. Als het om drie uur enigzins droog lijkt rijden we opnieuw naar de camping en bezoeken het visitor center. Ondertussen hoost het weer! Iedereen loopt een beetje met ‘de ziel onder de arm’ en zoekt warmte bij de openhaard van het cafe of bij de houtkachel in het visitor center. We maken een praatje met “onze” duitse fietsers die juist nat en verkleumd zijn aangekomen. Als het droog is fietsen we nog even naar het dorp Derwent Bridge. Het “dorp” bestaat slechts uit een benzinepomp annex shop annex take-away. Veel is er niet te koop. We fietsen terug en warmen ons bij de haard van het hotel, waar inmiddels veel “verregende kampeerders” zijn overgekomen van de camping. Hoewel het ons soms de neusgaten uitkomt, gaan we weer aan de pasta in het hotel. Wie weet kunnen we morgen verder en hebben we toch al wat koolhydraten naar binnen gewerkt.
De volgende ochtend regent het nog steeds, de temperatuur haalt net geen 10 gr.C. We horen van de locals dat er op 1000 m. hoogte sneeuw valt. In Hobart nu, waar we uiteindelijk zullen eindigen, is het 23 gr.C. Wij hebben gelukkig een elektrisch kacheltje op de de kamer, het wordt niet echt warm maar als je je “dik” inpakt is het toch wel aangenaam. In de loop van de ochtend wordt het eindelijk droog en brengen we een bezoek aan The Wall, een paar km fietsen vanaf Derwent Bridge. The Wall in the Wilderness; beeldend kunstenaar Greg Duncan vervaardigt in zijn gallerie een “3D-muur” van viermeter hoge houtpanelen, uiteindelijk moet het 100 m. lang worden, waarop uitgebeeld de historie van de ontwikkeling van de houtindustrie en electriciteits-infrastructuur van de regio en uiteindelijk van de hele staat Tasmanië. Het wordt opgedragen aan diegenen die daaraan een grote bijdrage geleverd hebben. Het materiaal dat gebruikt wordt is het hout van Huon Pines(groeien alleen op Tasmanië) en brons. Fascinerend om te zien!
Als we terugfietsen zien we een mierenegel in de berm scharrelen. Het dier met z’n spitse snuit en dikke schergepunte pennen heeft wel iets van de egel die bij ons voorkomt. Tussen de pennen bevindt zich een dichte vacht. De mierenegel eet mieren en termieten. Hij steekt z’n smalle snuit in het nest en met z’n lange kleverige tong weet hij de insekten te vangen. In de winter dingen zo’n zes mannetjes naar de gunsten van een vrouwtje. Twee weken nadat een van hen het vrouwtje heeft veroverd legt ze een ei, waarschijnlijk in haar buidel. Na 10 dagen komt het ei uit. Het jong blijft 3 maanden in de buidel zitten en voedt zich met melk die uit de porien op de buik van de moeder komt. Het dier heeft ons niet in de gaten en we kunnen een leuk plaatje van hem schieten.
Het is koud, maar droog als we de volgende dag op pad gaan naar Ouse. De weg is glooiend tot aan Bronte Park, waar we nog een klim krijgen van enkele kms. Voorbij Bronte Park verlaten we de HWY en slaan af naar de gravelroad(C173). Het is hier heerlijk rustig en door de regen van de afgelopen dagen ruiken we weer de eucalyptusbomen. De gravelweg is niet van zeer goede kwaliteit, maar de zon is wel gaan schijnen. We rijden door een bosrijke omgeving, wat verandert als we door Victoria Valley rijden. Droge, dorre vlaktes met een paar gehuchtjes bepalen het landschap. Vlak voor Ouse, waar we overnachten, bereiken we de HWY weer.
Het regent als we de volgende ochtend verder willen gaan. Tegen half tien als het bijna droog is gaan we van start. Eerst zes km over de HWY en vervolgens over de C608 door agrarisch gebied naar Ellendale. Voor we dit dorpje bereiken hebben we reeds 2 stevige klimmen voor de kiezen gehad. Ondertussen is het weer gaan regenen en laten we het geplande bezoekje aan Mount Field National Park voor wat het is. Bij het dorpje Bushy Park zien we grote velden waar hop wordt verbouwd. De percelen zijn omringd door populieren om het kwetbare hop te beschermen tegen de wind. Eveneens zien we grote schuren waar het hop gedroogd wordt. Via de B62 bereiken we New Norfolk, groot geworden door het agrarisch karakter van het gebied,dat er omheen ligt. Naar Hobart hebben we de keus, of over de HWY of een rustig weggetje met op het eind nog een pittige klim van 5,7 km. We kiezen voor de klim en dus ook voor de route met weinig verkeer. Na het dorpje Molesworth, waar ook hop wordt verbouwd, beginnen we aan de klim over de Wellington Range. Hierna dalen we af naar Berriedale, waar we gelijk aansluiting hebben op het fietspad(intercity cycleway) naar het centrum van Hobart.
We vinden onderdak in een backpackers dicht bij het centrum en besluiten een paar dagen in Hobart te blijven. Hobart, een stad met ongeveer 130.000 inwoners is gelegen aan de Derwent River. Veel gebouwen in het centrum van de stad herinneren aan de tijd dat de haven de levensader van Hobart was. Aan het plein Salamanca Place staan prachtige gerestaureerde zandstenen pakhuizen. Ze bieden onderdak aan galerieen,restaurants en winkeltjes. Wij bezoeken op zaterdag de wekelijkse markt. Er zijn veel stalletjes met sieraden, handwerk, houtsnijwerk en zelfs een oliebollenkraam. De volgende ochtend bezoeken we Jo en Greg. We halen ons souvenier op, dat zij voor ons hebben meegenomen uit Strahan. We kletsen veel over het fietsen. Jo is in de jaren ’80 van Alaska naar Kaap Hoorn gefietst!!
Wij wandelen via Arthur Circus, een rond pleintje met charmante oude huizen, naar Battery Point, eveneens een oud gedeelte van Hobart via Kelly ’s Steps terug naar Salamanca Place. Onderweg vinden we nog een portemonnaie, die we afleveren op het politiebureau. Terug bij de haven gaan we eerst maar eens bijtanken in een van de vele restaurants. Over enige dagen moeten we met de ferry van Devonport terug naar Melbourne. Van Hobart naar Devonport kunnen we met de bus of we huren een auto. De volgende dag brengen we Matthew Roadnight (hij nam ons mee uit de verschrikkelijke storm op 3 januari) een flesje wijn en bedanken hem nogmaals, hij is zeer verrast. Bij Avis huren we een auto, ruim genoeg om ook de fietsen in mee te kunnen nemen. We branden nog wat fotoos op cd en internetten nog wat. In Hobart worden Regattadagen gehouden met vaar- en vliegshows, bootraces en zelfs dresscontests.
_____________________________________________________________________________________
De volgende ochtend halen we de auto, laden in en vertrekken richting zuiden via de Beachroad, naar Kingston en Geeveston. Vanaf hier is het nog 24 km over een slingerende bosweg naar Tahune Forest Airwalk and Visitor Centre. De “airwalk”; een bijna 600m lange wandeling in de toppen van de bomen over een stalen constructie op 20 – 40m hoogte. Op 48m boven de Huonriver hangt een gedeelte cantilever van 24m lang, zwevend aan kabels, draagvermogen 10 ton. De wandeling leidt ons door een vochtig eucalyptus bos, waarin de Stringy Bark (Eucalyptus Obliqua) 60m. hoog is en 200 jaar oud. Verder groeien er ondermeer de Myrtle, Sassafras, Blackwood, Celery top pine, Leatherwood en Huonpine. Veel Huonpines werden gekapt in de 19e eeuw, gebruikt o.m. voor huizen-en scheepsbouw. De Blackwoods en de Myrtles werden gerooid omstreeks 1930. Het bomenbestand herstelde zich weer na een kapverbod op deze schitterende bomen. Het zeer mooie en bijzondere hout wordt nu gebruikt in de meubelindustrie en wood-craft.
Terug in Hobart zoeken we de camping op. Uitzicht hebben we op de noordelijke brug over de Derwent River, voor onze tent dobberen zwarte zwanen. De volgende morgen vertrekken we richting Bothwell, nu we ons verplaatsen in de auto zien we hoe heuvelachtig het traject is wat we eerder fietsten! Bij de bakery in Bothwell genieten we van heerlijke koffie.We vervolgen onze weg welke zich nu door een prachtig eucalyptus bos slingert. Bij de “Steppes in the history” nemen we nog een kijkje; bronzen uitbeeldingen van dieren en planten gecreeerd door kunstenaar Steven Walker.
We naderen Miena, hier begint de gravelroad langs het Great Lake. Miena niet meer dan een kollektie vakantiehuisjes, veelal bezet gedurende de schoolvakanties. Het Great Lake wordt veel gebruikt door sportvissers, mensen met plezierboten en zwemmers. Wij rijden langs en genieten van de prachtige uitzichten over het meer. De auto klimt makkelijk naar 1200m waar de gravelroad weer overgaat in asphaltweg. We lopen nog een korte track (boardwalk) langs pencilpines naar een klein meer. Boven het water een laaghangende wolk, het lijkt wel rook van een van een bosbrand. Opvallend zijn de prachtig felgekleurde bodemplanten en mossen. We passeren het beginpunt van de Liffeyfalls track, hier zaten we op 3 januari te schuilen tegen de zware storm en vervolgen onze weg door de Golden Valley, links van ons rijst de Quamby Bluff op, een top van 1228m die haar schaduw over de vallei werpt. Er volgt nog een dampig bos en vervolgens de laatste kilometers door agrarisch gebied om in Deloraine aan te komen. De “caretaker”van de camping herkent ons; het is de derde keer dat we hier overnachten.
Zestien februari alweer. Met prachtig warm weer vertrekken we richting Latrobe. Een toeristisch dorp bekend om de chocoladefabriek, het kaasmuseum en door het hier veel voorkomende vogelbekdier. Via de -1- rijden we naar Ulverstone waar we de camping op zoeken. Het is nog vroeg en we doen een middagje strand. ’s Avonds eten we alweer kip (van Woolworth) sla en zoete aardappelen. Het komt nog lang niet onze str..uit. De volgende dag bezoeken we Stanley. Na een scheldkanonnade van een mercedesrijder, na een klein foutje onzerzijds, halen we wat informatie bij de plaatselijke -i-. Stanley bekend om “The Nut” een gigantische platte rots van 195m hoog, waar men mooie houten huizen tegen aan heeft gebouwd. Wij doen de wandeling over het rotsplateau en genieten van het uitzicht. Later lopen we langs het haventje richting pier, op de pier veel lijnvissers. Om de haven aan te leggen is er met 8500 kg dynamiet een deel van de rots opgeblazen en in zee gestort om een vlakke buffer te krijgen. In de haven een paar vissersboten en een plezierjacht.
De huurauto hebben we nog twee dagen, we rijden nog naar de Leven Canyon , gelegen in het gelijknamige nationale park, waar je een fantastisch uitzicht hebt in de canyon op de Leven River en de hierin uitkomende kreken. Lunchen doen we bij Gunns Plain Cave(niet de grot in), we zien de toppen van Black Bluff (1339m)en Mt. Everett (892m).’s Avonds bij de beachshop in Ulverston eten we een ijsje en genieten we van een prachtige sunset by bluesmusic.(Phil Manning). Morgen gaan we naar Devonport.
Bij Mersey Bluff heb je een prachtig uitzicht op zee over oranje/bruin gekleurde lavarotsen. We brengen een bezoek aan het Tiagarra Display Centre. Het museum leidt je 20.000 jaren terug toen Tasmanie een vaste verbinding had met het “main”land. Toen verplaatsten er aboriginal stammen zich naar wat nu Tasmanie heet. Door smeltend ijs op de polen zo’n twaalfduizend jaren geleden (ja toen ook al) ontstond het eiland. Er waren negen stammen van waarschijnlijk tussen de 2000 en 6000 stamleden. Echter na 1803, door de komst van de blanke kolonisten, veranderde de levenswijze en het leven van ook deze aboriginals met tragische gevolgen.
Op veel plaatsen op Tasmanie zijn overblijfselen van nederzettingen gevonden. Op de Tiagarra (Mersey Bluff) zijn op de rotsen aangebrachte aboriginal markeringen gevonden, die emu, zeehond en schelpen uitbeelden. In het museum valt het licht uit, bij het vlammetje van een aansteker van een amerikaanse toeriste vinden we de uitgang terug. De dag dat we met de ferry over zullen naar Melbourne loopt Tineke een buginfectie op. Het betekent verplaatsen van tent naar cabin en de overtocht van vandaag naar twee dagen later.
_____________________________________________________________________________________
Op 22 februari arriveren we in Melbourne, waar we een kamer in een hostel hebben geboekt. We verblijven nog drie heerlijke dagen in Melbourne, een levendige metropool aan de Yarra River. We bezoeken diverse highlights, eten in gezellige eettenten in o.a. de chinese- en griekse wijk. Overal zie je uittingen van de -gemene bestspelen- die de volgende maand zullen plaatsvinden. Helaas wij vliegen op 25 februari terug naar Amsterdam.