_____________________________________________________________________________________
Na een reis zonder vertraging landen we om 7.30 uur op Adelaide Airport. Bij de douane-controle pikken ze ons eruit vanwege onze, voor Jan en Annie meegebrachte, “vliegenvangerrackets”. Menigeen kent ze wel met zo’n batterijtje erin, te koop bij Blokker, Gamma enz. Invoer is niet toegestaan! Jammer in dit land met zoveel vliegen leek het ons een handig wapen. Buiten is het 19 gr. C. Aangename temperatuur. Volgens Jan en Annie die ons van het vliegveld halen, wordt het vandaag erg warm. Onderweg naar hun huis zien we droge dorre velden. Jan vertelt dat het hier in maanden niet heeft geregend en dat de temperatuur abnormaal hoog is de laatste tijd. Waterrestricties zijn van kracht en ook de kans op brand is zeer groot. Als we bij hun huis aankomen zien we dat de natuur zich, na de brand die zij een jaar geleden hadden in hun omgeving, behoorlijk heeft hersteld.Niet alle struiken en bomen hebben het gered, maar toch. Sjoerd haalt de volgende dag de auto op, terwijl ik in bed blijf met keelpijn en een snotneus. Gelukkig voel ik me de dag erop alweer een stuk beter en kunnen we samen op stap om de auto naar de garage te brengen voor een servicebeurt. We krijgen een leenauto mee zodat we bij diverse instanties langs kunnen rijden om de nodige administratieve beslommeringen af te handelen zoals verzekering en registratie verlengen. Het is 40 gr. C., te warm om de stad in te gaan. De rest van de dag vertoeven we in een overdekt winkelcentrum met airconditioning.
- Adelaide naar Lake Buffalo
- Bright naar de grens van New South Wales
- Eden naar Bega
- Kosciuszko NP
- Canberra
- Van Canberra tot Sydney
- Sydney
- Sydney tot Warrumbungle NP
- Tamworth naar Bellingen
- Bellingen naar New England NP
- New England NP naar Katoomba
- Katoomba naar Adelaide
_____________________________________________________________________________________
Onze trip
Zondagochtend 8 uur worden we uitgezwaaid door Jan en Annie en kan onze reis beginnen. Victoria en New South Wales staan op ons programma. Het is even dubben hoe we zullen starten. Naar het noordoosten door de dessert en dan langzaam naar het zuiden of andersom.In het noorden van NSW staan grote gebieden onder water. Bovendien kan de temperatuur in de dessert in deze tijd wel oplopen naar 42 gr C. We kiezen voor andersom. We verlaten het Mc.Laren Vale wijngebied en rijden oostwaarts naar Wellington, waar we met een pont de Murray River oversteken om vervolgens door te rijden naar Meningie. Deze route herinneren we ons nog goed. Twee jaar geleden fietsten we hier de laatste 45 km naar een camping met windkracht 8 tegen! Nergens beschutting, alleen open vlakte. Ook toen was het erg warm, maar of de wind van noord of zuid komt dat deert ons nu niet.
Bij Bordertown verlaten we de staat South Australia en rijden Victoria binnen, de op een na kleinste en dichtbevolkste staat van Australie. Het heeft een gematigd klimaat, waarin de vier seizoenen duidelijk te onderscheiden zijn. De vruchtbare grond en de goudvondsten trokken vele immigranten. Victoria gaat er prat op door vrije immigranten gesticht te zijn en niet, zoals zijn zuider- en noorderbuur, het bestaan als strafkolonie te zijn begonnen. Langs de kust produceren rundveehouders melkprodukten en grazen schapen die gefokt worden voor het vlees en wol. In het oosten worden groente en tarwe verbouwd. Ook wijndruiven tieren hier welig. Naar het noorden gaat het lieflijke laagland over in grillig hoogland. De uitlopers van de Great Dividing Range leveren een indrukwekkend landschap op met schitterende natuurgebieden.
Ongeveer 40.000 jaar geleden leefden er in Victoria aboriginals in 38 verschillende dialect groepen die 10 verschillende talen spraken. Deze groepen waren onderverdeeld in clans en subclans met ieder hun eigen gebruiken en wetten. Zoveel als 100.000 aboriginals leefden in Victoria voordat de Europeanen arriveerden. In 1860 waren er zo goed als 2000 nog in leven. Heden ten dage leven er rond 20.000 Koories in Victoria, waarvan de helft in Melbourne. We overnachten bij Green Hill Lake, dichtbij Ararat t.o. van de Grampians. Buiten ons staat er nog 1 camper, verder hebben we het rijk voor ons alleen. Via rustige wegen rijden we via Avoca, een klein plaatsje gelegen in een van de snelst groeiende wijngebieden van Victoria, naar Bendigo. Dit stadje dankt zijn rijke architektonische erfenis aan de goudkoorts. Toen in de jaren vijftig van de 19de eeuw bekend werd, dat er rond Bendigo veel goud te vinden was,spoedden velen zich naar de streek om er een graantje, of liever een heel korenveld van mee te pikken. Uiteindelijk bleken de goudzoekers op het grootste veld van Victoria gestoten te zijn. 1856 was een recordjaar, in dat jaar werd ruim 205.000 kg goud gedolven. In de bloeitijd ontstonden veel van de Victoriaanse gebouwen. In het oude gerechtsgebouw is nu het Visitor Centre gevestigd.
We halen enige informatie over het gebied en wandelen in de hete zon door de straten. Na enige tijd hebben we het wel gehad en besluiten door te rijden naar een camping in Goughs Bay bij Lake Eildon. Volgens de campingbeheerder kun je tot de knieen in het water lopen, dieper is het meer niet. ’s Avonds komt de beheerder nog even langs om ons vol trots zijn prachtige motorhome te laten zien. Zijwanden die in en uitschuiven compleet met bankstel, volledig ingerichte keuken, badkamer, toilet, slaapkamer en wasmachine en droger. Een huis op wielen dus. Kosten AUSD 500.000. In vergelijking met Amerika komen we ze hier sporarisch tegen. Caravans, tenten, zelfgemaakte bouwsels zijn hier populair. De volgende ochtend worden we wakker gemaakt door prachtig gekleurde vogels. (King-Parrot).
Via Wangarrata en Albury rijden we zuidwaarts over een toeristische route naar Beechworth. Ook dit stadje heeft zijn voorspoed te danken aan de goudkoorts. Brede straten in het centrum worden omzoomd door prachtige loofbomen en elegante panden uit de 19de eeuw. Mooi gietijzeren kantwerk siert een aantal gebouwen. Via een smal weggetje komen we op de Great Alpine Road terecht. Bij Myrtleford draaien we de weg op naar Buffalo River om op camping Nug Nug een plaatsje te zoeken onder de bomen, een must bij een temperatuur van 38 gr C. Op advies van een campinggast ( we horen later dat ze hem de president van de camping noemen) parkeren we de auto zo, dat we de gehele dag schaduw hebben. We kunnen een duik nemen in een grote poel op loopafstand van onze plek. ’s Avonds komt er iemand langs om het kampgeld op te halen. Hij vertelt dat de gehele camping wordt gerund door vrijwilligers. Vandaag 10 januari zal het 42 gr. C. worden.Ongeveer 6 km. t.z. van de camping ligt Lake Buffalo waar we ons installeren onder de bomen. Er zijn weinig mensen, we zwemmen, lezen en genieten van de rust.
_____________________________________________________________________________________
BRIGHT NAAR DE GRENS VAN NEW SOUTH WALES
We verlaten Nug Nug en rijden verder naar het zuiden, naar Bright. Een plaatsje gelegen in het hart van de Ovens Valley. Goudvondsten zetten Bright op de kaart, maar het was uiteindelijk de houtindustrie die de plaats voorspoed bracht. Het is er gezellig druk in de straten vol met leuke winkeltjes en restaurantjes met kleine terrassen. Australiers zijn niet zulke terraszitters. Ze zitten liever binnen met de koelte van de airco. We nemen de afslag naar Mt.Beauty, vanwaar we doorrijden naar Falls Creek.De weg wordt steeds bochtiger en steiler tot we in het skidorp aankomen. In de winter is het een geliefd wintersportoord, maar het ligt er nu verlaten bij. De enige activiteiten hier op dit moment zijn bouwwerkzaamheden. Zo te zien worden er nog een aantal hotels of i.d. uit de grond gestampt. Aan de zuidkant ligt Rocky Valley Lake, een meer waarop een aantal mensen in hun skiff proberen tegen de straffe wind in te roeien. Het heet hier ook niet voor niets Windy Corner. We rijden terug naar Bright waar we 2 fietsen huren om de volgende dag een gedeelte van de Rail Trail te fietsen.De Rail Trail is een fietsroute aangelegd over een oude spoorweg, van Bright naar Wangaratta met een lengte van 83 km.
Als we tegen zes uur ’s ochtends opstaan zien we reeds groepjes wielrenners langs de camping fietsen. Tegen zeven uur gaan wij van start, het is nog niet zo warm en heerlijk rustig. We besluiten om 42 km te fietsen om daarna terug te fietsen. We fietsen door een gebied waar vroeger tabak en nu hop verbouwd wordt. Oude bewaarschuren van tabak doen nu dienst als garage, werkplaats of opslagplaats voor hooi. Bij Taylors Gap is voor ons het keerpunt. Op de terugweg doen we nog een “bakkie”, zoals we gewend zijn op ons zondagsritje in Norg. Nu in Myrtleford, binnen, niet vanwege de kou, maar de hitte, want de temperatuur loopt al aardig naar de 35 gr.C. Het is nog vroeg in de middag als we de fietsen terugbrengen en besluiten 111 km naar het zuiden te rijden waar Omeo onze volgende overnachtingsplaats zal zijn. We rijden door Alpine Nat. Park over Mount Hotham,1868 m.hoog, een skiparadijs. In de winter is de Big D iedere woensdag en zaterdag open om ’s avonds te skien. Het skiseizoen loopt van midden juni tot aan eind september. Er zijn 14 liften en meer dan 80 afdalingen over een gebied van 320 hectare. Hotham heeft zijn eigen vliegveld. Gedurende het ski seizoen vliegt QuantasLink 11 keer per week van Melbourne en Sydney naar Hotham Airport. Doordat hier enige jaren geleden 2 keer grote bosgebieden in brand hebben gestaan, zien we nu rond om ons heen uitgestrekte vlaktes met dode bomen. We dalen af naar Omeo, een dorpje gesticht door Europese en Chinese goudzoekers. Hier wonen Peter en Terrianne Whittington, die we ontmoet hebben op onze vorige trip over de Gibb River Road. Op zondag wandelen we naar het dorp en bezoeken de Oriental Gold Claims, een gebied waar vroeger goud werd gevonden.
Maandagochtend ontmoeten we Terrianne in het postkantoor, waarvan zij en Peter eigenaar zijn. Het is een hartelijk weerzien. Veel tijd om te kletsen is er niet want het loopt af en aan met klanten. Terrianne nodigt ons uit voor de “tea”, dan kunnen we Peter ook nog even ontmoeten. Hij is thuis vandaag want er wordt e vloerbedekking gelegd. Op weg naar hun huis 20 km buiten Omeo rijden we door een gebied met hier en daar een boerderij en uitgestrekte weilanden met verdord gras. Het lijkt wel of hier hooi groeit. We worden verwelkomt door Peter en hun twee honden. Terrianne is aan het koken. “Tea” betekent hier geen kop thee drinken maar de avondmaaltijd. We voelen ons een beetje ongemakkelijk daar de vloerbedekkinglegger nog niet klaar is en ze nog in de rotzooi zitten, maar nee hoor geen denken aan ze zijn niet in een “rush” zoals ze zeggen. Sjoerd helpt mee om het bankstel en de eethoek weer op z’n plek te zetten, zodat we samen met de stoffeerder aan tafel kunnen gaan. Nu kunnen we bijkletsen over hoe hun reis en de onze verder verlopen is, want na de Gibb River Road hebben we elkaar niet weer gezien. Tegen 10 uur arriveren we weer in Omeo op de camping waar iedereen al in diepe rust is.
We zakken verder af naar het zuiden en komen terecht in het Gippsland Lake District waar we in Bairnsdale onze voedselvoorraad weer aanvullen. Van het idee om in Lake Entrance te kamperen stappen we af daar de campings vanwege de schoolvakanties overvol zijn. Niet verwonderlijk dat hier zoveel mensen zijn, het is een prachtige badplaats. We rijden langs de kust oostwaarts en stuiten bij toeval op een rustige camping in Orbost. Van hieruit maken we een dagtripje naar Marlo en Cape Conran. Achter de duinen ligt een prachtige baai met zandstrand, waar surfles wordt gegeven. We pakken onze badlakens en zwemgoed en nemen een duik in de zee om hier verder de dag door te brengen. Een paar km. voorbij Cann River lopen we in alle vroegte de Rainforest Walk. Een wandeling van 1 km., maar zeer boeiend. Diverse bordjes geven uitleg over het regenwoud en om ons heen hoor je verschillende geluiden van de mooi gekleurde vogels. Er groeien o.a. grote boomvarens en hoge River Peppermint eucalyptussen. Een gestreepte lizzard kruist ons pad zodat we die nog even op de plaat vast kunnen leggen. Mallacoota, een dorpje omgeven door het Croajinglong N.P., is zeer geliefd en op de camping aan een prachtige baai met zandstrand staan ze luifel aan luifel. Op het strand is het niet uitzonderlijk druk. We rijden terug naar de HWY en overnachten in Genoa, waar we voor noppes overnachten omdat de camping niet meer als zodanig in gebruik is. De toiletten en de koude douche worden schoongehouden en thats it. Nou ja schoonhouden, de dame die’s ochtends langs komt om schoon te maken, maakt het alleen maar nat!
Na 15 km passeren we de “grens” en arriveren we in New South Wales, de oudste staat van Australie met de meeste inwoners. Een derde van de Australiers woont binnen zijn grenzen, grotendeels langs de kust. De uitgestrekte vlaktes in het westen zijn vrijwel onbewoond. De grillige kustlijn wordt onderbroken door talloze rivieren. De kuststrook wordt van het dorre binnenland gescheiden door de dichtbeboste Great Dividing Range.Het ruige gebergte kenmerkt zich door steile hellingen en diepe kloven.Het gebied ten oosten van de bergrug is zeer vruchtbaar. Uitgestrekte tarwevelden worden afgewisseld met weiden waar schapen grazen en glooiende heuvels die bedekt zijn met eucalyptusbossen. Naar het noorden wordt het groen intenser als het klimaat subtropisch wordt.
_____________________________________________________________________________________
We volgen de kustlijn naar het noorden en halen bij het Visitor Centre van Eden informatie over de badplaats en de omgeving. Eden,aan de Twofold Bay, schijnt een minder toeritisch plaatsje te zijn dan de noordelijk gelegen badplaatsen en staat bekend om zijn vroegere walvisvaart. Het vangen is nu verboden maar in de maanden oktober en november kun je met een boot mee voor walvis spotten. We parkeren de auto en lopen door de winkelstraten naar de oude walvishaven. Er is hier altijd vertier. Iemand is bezig een boot te verven, maar heeft de pot verf 10 meter van zich af staan, zodat de boot, hijzelf en de omgeving bijna dezelfde kleur hebben. Kinderen liggen languit op de steiger, hun hengel of alleen snoer met een haakje en aas eraan in het water. Vissers zijn bezig hun vangst te lossen en maken de boten schoon. We eten weer vis op de manier zoals we dat gegeten hebben in Darwin met Roger en Peter. Vanaf een groot stuk papier, fish (flathead) and chips, heerlijk!! We draaien de HWY weer op om in de buurt van Woluma af te slaan naar Yellow Pinch Dam waar we overnachten. Er staat een motorhome en een VW busje. De mannen zitten op een boomstam te praten. Als we er later bij komen zitten horen we dat het gesprek gaat over hun e premier, Kevin Rudd. Sjoerd vraagt of ze blij zijn met hun e premier. Volgens de heren maakt het niets uit of je nu gebeten wordt door de hond of de kat. Dit is weer een overnachtingsplaats uit ons beroemde boek: CAMPS Australia Wide. Hierin staan per staat: Rest Areas, Free camps, National Parks, State Forests & Parks en Low Cost Caravan Parks, met vermelding van de voorzieningen, hoe gelegen en of je iets moet betalen of niet. In de loop van de avond komen er nog een paar caravans, een busje en een stel met een tent bij.
Als we de volgende dag wakker worden horen we een geluid dat we thuis vaak horen: het regent!! We ruiken de mentholachtige geur van de eucalyptussen. Het is droog als we vertrekken. Vanaf de heuvel hebben we een mooi uitzicht over de nevelige vallei. Na Marimbula, een zeer drukke badplaats, pikken we een toeristische route op. Ten noorden van Tathra rijden we door het Mimosa Rocks National Park. Langs de kant van de weg staan eucalyptussen in kleuren als camouflagepakken. Op een uitkijkpunt ver boven de Tasman Sea spat het zeewater meters hoog bij de rotsen op. We brengen nog een bezoekje aan Bermagui, eten op vis en rijden over de HWY een stukje terug naar Bega waar we bij het Visitor Centre navraag doen over de weersverwachting voor de komende dagen. Onze bedoeling is om landinwaarts te rijden naar Kosciuszko National Park. Helaas ziet het er met het weer en de temperatuur daar niet goed uit. Regen en koud. Op het Bega Caravan Park boeken we voor 2 nachten om te douchen, de was te doen en de website eens bij te werken. Bij navraag is er alleen internet bij de bibliotheek en die is vandaag zaterdag, zondag en ook op maandag gesloten. Dat schiet niet echt op. Nog even geduld mensen!! Het is 21 januari de website is up-todate!!
_____________________________________________________________________________________
Het is bewolkt als we uit Bega vertrekken. We rijden richting het noordwesten over een mooie weg met aan weerszijden groene berghellingen afwisselend met weiden en bossen. Nadat we Cooma hebben gepasseerd begint het weer op te klaren. We nemen de afslag naar Jindabyne, de zuidelijke toegangspoort naar het Kosciuszko Nat. Park. Het park heeft een oppervlakte van 6900 vierkante km. In dit park liggen de Snowy Mountains, in de winter een zeer geliefd skigebied. Halverwege de 19e eeuw is de sport door Noorse mijnwerkers, die op de goudvelden rond Kiandra werkten, geintroduceerd. Ook in de zomermaanden wordt de bergketen en het Kosciuszko N.P. druk bezocht. De hellingen worden dan van tijd tot tijd bedekt met een deken van alpine bloemen. Gele strobloemen, witte sneeuwmadeliefjes en Australische alpenklokjes. Er groeien geen naaldbomen in het gebied, de hellingen zijn bedekt met sneeuwgombomen. De stam van de boom is glad en als de bast lostlaat, wordt een rood, bruin en cremeachtig streeppatroon zichtbaar. Als we bij het Visitor Centre aankomen is het gaan regenen en wordt het er ook niet warmer op. De weersverwachting ziet er niet best uit, lage temperaturen en kans op regenbuien in de namiddag. We nemen nog een nachtje comfort op de Big 4 camping, die tevens is ingesteld op wintersportgasten. Buiten de royale en verwarmde douchecabines en toiletten is er een grote verwarmde keuken, sauna en bubbelbad.
Het is de volgende ochtend droog en we wagen de sprong. We kopen een pas voor twee dagen a 16 AUSD per auto per dag. Op de basic campings mag je dan gratis kamperen. Door een deken van mist rijden we richting de Charlotte Pass., hoog 1850 mtr. Halverwege klaart het weer op en als we op de pas aankomen schijnt de zon! We lopen eerst de Snowgums Boardwalk. Een korte route aangelegd tussen de sneeuwgombomen door naar een uitzichtpunt. Vanaf dit punt heb je een mooi uitzicht over de vallei en op de diverse bergtoppen in de verte, o.a. Mt Kosciuszko . Vanaf de Charlotte Pass zijn diverse wandelroutes. We besluiten de Blue Lake Trail te gaan lopen. Het eerste stuk is vrij steil naar beneden. De eerste hindernis om de rivier over te steken door van steen op steen te springen, kost mij vanwege mijn korte benen, wel enige inspanning. Sjoerd reikt mij de helpende hand en zo kom ook ik met droge voeten aan de overkant. De route op zich is niet echt spectaculair. We lopen omhoog tot aan het uitzichtpunt op Blue Lake, diep 28 mtr. We dalen af naar het meer, maar besluiten na een korte pauze terug te keren, vanwege de donkere wolken boven ons. Zouden we nu toch verrast worden door het weer? We hebben de pas er goed in maar merken na enige tijd dat de lucht openbreekt en de zon zich weer laat zien. Onze eerste overnachtingsplaats, Thredbo Diggings, ligt aan de Thredbo River, waar het heerlijk rustig is en we de volgende ochtend gewekt worden door het geluid van de vogels en als we de neus buiten de auto steken kijken kangoeroes ons verbaasd aan. We maken er een luie dag van. Aan het einde van de middag lopen we nog een korte route: Bullock’s Track. Vanaf de camping lopen we langs de rivier naar Bullock’s Hut, welke in 1934 is gebouwd als zomerverblijf voor Dr.H. Bullock. De hut en bijgebouwen staan er nog en zijn vrij te bezichtigen. De man had destijds een fijne neus voor deze mooie plek!
Via een smalle, bochtige weg omhoog bereiken we Thredbo, een skidorp met 3000 inwoners. In het centrum kopen we bij de krantenkiosk een e pas voor 2 dagen. We lopen naar de stoeltjeslift die ons naar het beginpunt brengt van de Mt. Kosciuszko Walk. De route gaat naar de top van Australisch hoogste berg Mt Kosciuszko, 2228 mtr hoog. In hoofdzaak is de wandeling een soort “boardwalk” en gaat over metalen roosters. De aanleg hiervan was, nadat er 17 jaar aan is gewerkt, in 1994 gereed. Na 2 km lopen zijn we op 2000 mtr. hoogte. Vanaf hier heb je een mooi uitzicht op Mt Kosciuszko. Het pad daalt en we lopen een eind over een moerasgebied, waar de Snowy River ontspringt, vervolgens steigt het weer en slingert over groene weiden met prachtige alpenbloemen. Op 2110 mtr. hoogte eindigt het ijzeren pad. Het gaat over in gravel, wordt steeds steiler en cirkelt rond de top tussen granietrotsen door omhoog. Na 1,5 km hebben we Australisch hoogste top bereikt! Op een plekje uit de wind genieten we met vele anderen van het weidse uitzicht om vervolgens dezelfde weg terug weer af te dalen naar Thredbo. Onderweg naar de volgende camping ontdekken we dat er nog iemand met ons meereist. nml. een grote harige spin. Gelukkig aan de buitenkant van het raam. Op de camping, Tom Grogging, ontdekken we het dier achter een scharnier van het dak van de auto. Sjoerd wipt de spin met een stok op de grond. Het beest gaat gelijk in de verdeging, door zich op te heffen. Onze Duitse buren, uit Heidelberg, zijn ook komen kijken en nemen foto’s. Uiteindelijk lukt het ons de spin naar betere oorden te verplaatsen. Om ons wat op te frissen nemen we een bad in de Murray River en gaan vroeg naar bed, want het stikt hier van de vliegen.
De volgende ochtend, na een onrustige nacht vanwege hevig onweer, bezoeken we 2 km voor het dorpje Khancoban de krachtcentrale Murray 1. Deze centrale maakt onderdeel uit van het Snowy Mountains Hydro Electric Scheme. Een samenstelling van 3 dammen, 7 tunnels, pijpleidingen en 3 krachtcentrales. Hier is 25 jaar aan gewerkt door ongeveer 100.000 mensen. Na opwekking van electriciteit heeft het water als laatste funktie irrigatie van de landbouwgronden.
Na een overnachting op Three Mile Dam, arriveren we om 8.30 uur bij de Yarrangobilly Caves. Deze grotten bevinden zich in 440 miljoen jaar oud kalksteen. Voordat we de grotten ingaan maken we nog even gebruik van een warm bad. Het water is hier constant 27 gr. C. De eerste rondleiding door de grotten met een gids is pas om 11.00 uur. We hebben geen zin hierop te gaan wachten en lopen door de South Glory Cave, die je op eigen gelegenheid mag bezoeken. Aan de noordkant rijden we het Kosciuszko N.P. uit om in Tumut te overnachten. Een plaats om snel te vergeten. Een camping met veel lawaai tot vijf uur ’s morgens. Niet veel slaap gehad die nacht. In alle vroegte rijden we over een dirt road naar Yass. Mooie weg en geen kip te bekennen. Vier km. voor Wee Jasper, waar de asfaltweg weer begint, is een mooie picknickplaats waar je tevens mag overnachten. Onder het genot van een kop koffie bedenken we om hier een nacht te blijven. Vanaf Yass is het nog 60 km naar Canberra. We rijden door een wijngebied. Langs de kant van de weg staan borden met uitnodigingen om wijn te proeven.We laten ons maar niet verleiden: punt 1 is het nog vroeg en ten tweede, we hebben reeds 2x alcoholcontrole gehad! We boeken voor 4 nachten bij Canberra Motor Village. Het is een complex waar je een cabin of appartement kunt huren. Tevens is er een terrein voor caravans en daarnaast nog een gedeelte waar je een tent kunt opzetten. Gezien de hitte, 38 gr C., kiezen we voor een plek met elektriciteit, want onze koelbox moeten we wel aan de praat houden.
____________________________________________________________________________________
De Australische staten werden op 1 januari 1901 tot een federatie samengevoegd. Meteen ging men nadenken over een e hoofdstad. Vanwege de enorme rivaliteit tussen Sydney en Melbourne , die beide om de eer streden, werd afgesproken dat de e hoofdstad tussen de twee steden in zou komen te liggen. Na een lange zoektocht en veel geharrewar werd in 1908 een stuk land gevonden dat voor het doel geschikt leek. In 1820 kwamen de eerste kolonisten naar deze streek. Ze hadden gehoord dat het gebied zeer geschikt was voor het houden van schapen. Het rustige bestaan van de boeren veranderde toen de plek werd uitgezocht voor het Australian Capital Territory, dat al snel werd afgekort tot ACT. In 1911 werd een internationale wedstrijd uitgeschreven voor een ontwerp, dat een landelijk gebied moest omtoveren in een stad met internationale allure. Walter Burley Griffin, een landschaparchitekt uit de V.S., won de competitie. Zijn idee was een tuinstad te bouwen rondom een lange as die van Mount Ainslie tot Bimberi Creek zou lopen. Een andere as en een kunstmatig meer zouden de twee andere poten van de parlementaire driehoek vormen. Griffin kwam in 1913 naar Australie en begon met de bouw van “zijn”stad. Zeven jaar later verliet hij de bouwput omdat hij het niet eens was met de veranderingen die de ambtenaren in zijn ontwerp wilden aanbrengen. Tegen die tijd was de bouw al zover gevorderd dat het oorspronkelijke idee nog tot uiting komt. Bij de groei van de stad werden buitenwijken gebouwd die niet meer in het plan van Griffin voorkwamen, maar die wel in het oorspronkelijke ontwerp werden ingepast. Canberra is nu een moderne stad die zo’n 320.000 inwoners telt. De zomers zijn hier warm tot soms heet, maar de temperatuur zal zelden de 40gr. C. overschrijden. In de winter is het koel met nachten om en nabij het vriespunt en overdag blauwe lucht met zonneschijn.
Wij gaan naar het hoogste punt van de stad, de 195 m hoge Telecom Tower op de Black Mountain, vanwaar we de stad en omgeving kunnen overzien. Boven in de toren is een ronddraaiend restaurant. Op de hellingen van de berg is Canberra’s Botanic Garden aangelegd. Griffin heeft de tuinen ontworpen en op zijn aanraden werden er alleen Australische planten en bomen geplant. De tuin heeft een oppervlakte van 90 ha . Vrijwilligers geven een rondleiding en informeren je over de bomen en planten die hier groeien. ’s Middags gaan we naar the National Museum of Australia. In de hal ontmoeten we de Heidelbergers weer. We kletsen even met elkaar en gaan ieder onze eigen weg. Zoals de folder weergeeft is het museum eigenlijk geen museum maar vertelt de geschiedenis over Australie en de Australiers en hun erfgoed, uitgebeeld door duizenden objecten. In het museum is op dit moment een tijdelijke tentoonstelling met schilderijen van aboriginals uit het midden van Australie. Enkele van deze schilderijen zijn gemaakt op boomschors. Het loopt al tegen sluitingstijd als we het complex verlaten. Buiten is het nog steeds warm en op de camping tijd voor een koel blikje bier en een bekertje koele witte wijn. Het wordt tijd dat we eens een paar glazen kopen, want het is jammer van de heerlijke wijn om het uit een plastic beker te drinken.
Op Capital Hill staat het e Parliament House. De 81 mtr. hoge roestvrij stalen vlaggenmast op het dak van het complex is al van verre te zien. De vlag meet 12.8 x 6.4 mtr. Het gebouw bestaat uit twee symmetrische vleugels en is gedeeltelijk in de heuvel verzonken. In de ene vleugel is de Senaat ondergebracht, in de andere zetelt het Huis van Afgevaardigden. De traditionele Britse kleuren zijn bij de inrichting in ere gehouden, rood voor de Senaat(zoals het Britse Hogerhuis) en groen voor het Huis van Afgevaardigden(zoals het Lagerhuis). De tinten wijken iets af, zodat ze meer in overeenstemming zijn met de kleuren van de Australische natuur. De zuilen in de openbare foyer zijn gemaakt van grijs/groen marmer, om de illusie van een bos te creeeren. Bij binnenkomst melden we ons voor een rondleiding. Omdat we even moeten wachten hebben we gelegenheid om de klok te bekijken die bij de opening van het gebouw geschonken is door Nederland. Met een echtpaar uit Melbourne en vier Zweden worden we rondgeleid door een leuke oudere dame met veel humor. In The Great Hall hangt en geweven kleed van 20x 9 mtr. naar model van het originele schilderij van Arthur Boyd, voorstellende een eucalyptusbos. Dertien wevers hebben hier bijna twee en een half jaar aan gewerkt. Het schilderij hangt in de gang er vlak naast. Buiten voor de ingang ligt een mozaik bestaande uit 90.000 hand-gehakte grantietstukjes in zeven verschillende kleuren, gemaakt door Michael Nelson Tjakamarra, een aboriginal kunstenaar uit de Northern Territory. Het Parliament House heeft 4000 kamers en de gangen bestrijken een lengte van 22 km.
Na de lunch gaan we naar de National Gallery of Australia. Het museum bezit een buitengewone verzameling moderne en postmoderne kunst. Naast o.a. Picasso’s zijn de Australische schilders ruim vertegenwoordigd. Tussen de bomen rondom de Gallery staan beelden van buitenlandse en Australische kunstenaars. De dag vliegt om, morgen maar weer op stap.
Australian War Memorial staat vandaag op het programma. Om eerlijk te zijn stond het niet op ons programma maar van alle kanten horen we dat het een “must” is om dat te gaan bezoeken. Het imposante gebouw staat aan het einde van de Anzac Parade. Het monument werd gebouwd ter herinnering aan de Australische mannen en vrouwen die in oorlogstijd hun leven hebben gegeven voor hun land. In het complex wordt een overzicht gegeven van de Australische millitaire geschiedenis. De rondleiding van 1 1/2 uur gaat juist van start en kunnen we gelijk mee lopen. Twee gidsen leiden ons door het complex. Voor de Hall of Memory zijn twee kloostergangen. Op bronzen platen staan de namen van meer dan 102.000 millitairen die omgekomen zijn tijdens de eerste, tweede en recentere (Korea, Vietnam, Guinea, Golf en Irak) oorlogen. In de Hall of Memory bevindt zich het graf van de onbekende Australische soldaat. De Hall is bekleed met 6 miljoen Italiaanse mozaiksteentjes. De glas-in-lood ramen beelden persoonlijke-, sociale- en strijdkwalititeiten uit. Achterin de Hall bevinden zich vier pilaren die water, vuur, aarde en lucht uitbeelden. De rondleiding gaat verder naar de hal van de eerste wereldoorlog. Australie werd toen ingeschakeld om in het Midden Oosten te vechten tegen Turkije. Veel maquettes, overigens heel mooi gemaakt, van veldslagen zijn hier te zien. In de hal van de tweede wereldoorlog is veel film- en fotomateriaal. Darwin is meerdere keren aangevallen door het Japanse leger. 243 mensen werden hierbij gedood. In de haven van Sydney kwamen 23 mensen om bij een duikbotenaanval. Na de rondleiding kunnen we voor ons zelf nog wat rondkijken. Als we buiten staan is het drukkend warm en terug op de camping begint het te waaien en barst er een hevig onweer los. Het blijft regenen tot aan de volgende dag wanneer we vertrekken.
____________________________________________________________________________________
We verlaten Camberra en rijden via de Kings HWY richting de kust. In Braidwood stoppen we nog even en slenteren door de hoofdstraat. Er zijn een paar oude gebouwen, maar voor de rest bestaat het uit winkeltjes en restaurants. We rijden over de Great Dividing Range met z’n vele steile hellingen en bochten. In Nelligen, een slaperig dorpje aan de Clyde River, stoppen we voor de lunch. Niet te geloven dat dit dorpje eens een belangrijke havenplaats was vanwaar goud en wol werd verscheept naar alle delen van de wereld. Terwijl ik opruim haalt Sjoerd melk bij de plaatselijke “supermarkt”. Aan de kust ligt Batemans Bay. Een vissersplaats aan de monding van de Clyde River en een van de grootste badplaatsen in opkomst. Er zijn prachtige stranden, leuke King Parrot winkels en luxueuze accomodatie te vinden. In de haven kopen we verse vis en strijken neer op Pebbly Beach,een camping in het Murramarang Nat. Park. Als we buiten gaan zitten komen de Lorikeets , Rosella’s en King Parrots aan vliegen en nemen plaats op de deur van de auto en wachten of er nog iets voor hun te halen valt. ’s Avonds komen de kangoeroes tevoorschijn. Ze zijn erg mak, want terwijl ze zitten te grazen kunnen de kinderen ze aaien.
Onze naaste buren zijn Koen en Anneke uit resp. Nrd.Brabant en Limburg. Zij komen van Sydney en rijden richting Adelaide. Wij rijden richting Sydney en zo kunnen we elkaar nog wat tips geven. ’s Nachts regent het maar als we opstaan schijnt de zon. We maken er een luie dag van: zwemmen, lezen en langs het strand wandelen. Bij het bruggetje naar het strand ligt een grote goanna in de zon op te warmen. Dit formaat hebben we tot nu toe nog niet gezien. Het is weekend en komen er tevens dagjes mensen naar het strand, maar erg druk wordt het niet.De volgende dag als iedereen nog op een oor ligt gaan wij reeds aan de wandel. Vanaf de camping is een leuke route naar Pretty Beach. Het eerste stuk is omhoog naar Mnt. Durras, een hele klim. Het is een beetje drukkend warm. We lopen door een soort regenwoud met grote varens onder de bomen. Vanaf de top gaat het wat heuvel op en af. Onderweg zien we mooie struiken en bloemen. Een soort peperboompje en een struik met leerachtige bloemen. Als we beneden zijn is er geen routebewijzering meer. We houden het voor gezien en keren om, Mnt. Durras op en over en terug naar de camping. Nog even een duik in de zee, eten en onder de pluuskes. ’s Nachts regent het weer en als we vertrekken valt de regen nog met bakken vol uit de lucht. We doen nog een paar uitzichtpunten zoals Bawley Point aan, maar het uitzicht is nul komma nul. Jammer want de kust is prachtig.
Het regent nog steeds als we in Milton op de camping gaan. Het is een park met voor 90% vaste gasten. Onze achterburen uit Queensland wonen hier van december-april. In die tijd is het in Queensland het natte seizoen. Ik weet niet of ze er iets mee opschieten, want het lijkt wel of hier ook de moessonperiode is aangebroken. De huisjes en caravans staan er overigens wel heel mooi onder de palmen. De was kan in de droger gelukkig. Het is nog niet weer droog geweest als we de Princes HWY oprijden. We zetten de radio aan en horen op het s dat er wegen zijn afgesloten en scholen gesloten zijn vanwege wateroverlast. Ik kan zo snel niet op de kaart zien waar het zich afspeelt, maar iedereen rijdt door en gaan we maar in de stoet mee. We naderen Nowra en zien onderhand zijwegen die onder water staan. Brandweer en politie is druk bezig om de wegen af te zetten. We rijden rechtstreeks naar het Visitor Centre om advies. Volgens hen zal het water spoedig zakken. Op de camping naast hun complex staan de caravans in het water. We rijden de stad in. Ik neem mijn kans waar en ga naar de kapper en Sjoerd duikt een internet cafe in. Wordt de dag toch nog nuttig besteed. Op een hoger gelegen camping brengen we de nacht door.
De weersverwachting is beter en we rijden iets terug via een toeristische route naar Huskinsson. Een charmant , rustig badplaatsje. Vroeger was het een bekende plaats vanwege de (houten) scheepsbouw industrie. De moderne link nu met de zee is om dolfijnen en walvissen te gaan spotten op een van de boten die in de haven liggen. Veel animo is er niet vandaag. Dichtbij is een millitaire marinebasis. Het is een vreemd gezicht om de oorlogsschepen tussen de zeiljachten door te zien varen.We rijden door naar Vincentia aan de Jervis Bay. Er staan prachtige huizen. Waarschijnlijk daardoor dat we in het kleine plaatsje verdwalen. Na een aantal rondjes zijn we weer op de goede weg naar Hyams Beach. Er wordt beweert dat ze hier het witste zandstrand ter wereld hebben. Wij duiken de zee in. Er staat een sterke stroming en de golven zijn hoog. Voordat je het weet ga je kopje onder. We overnachten op Green Patch in het Borderee Nat. Park, een aboriginal gebied. Mooie camping onder de bomen aan een prachtige baai. ’s Morgens vroeg horen we geklapper en zien twee honden achter een kangoeroe aanrennen. Iemand heeft waarschijnlijk stiekum z’n honden meegenomen want in alle Nat.Parken is het verboden voor honden. Een van de honden zien we later achterin de auto van een ranger.
Als we oppakken begint het te sputteren, hetgeen overgaat in een fikse regenbui. We volgen een toeristische route en komen aan in Kangaroo Valley. Historisch Kangaroo Valley is een dorpje met kunst- en souvenierswinkeltjes, eettentjes en cafe’s. Iets noordelijker ligt de Hamden Bridge bekend om de stenen torens. De brug is in 1898 gebouwd over de Kangaroo River en de oudste hangbrug in Australie. Tussen de buien door bezoeken we de Fitzroy Falls in het Morton Nat. Park. Een 84 mtr. hoge,smalle waterval tussen roodbruin/gele rotsen. In de verte kun je de afgeplatte toppen van de Bundawang Range zien. We bereiken Moss Vale. Hier zal komend weekend een wijn/muziekfestival gehouden worden. Volgens de campingbaas komen er veel mensen met hun tent. Hij hoopt maar dat ze vanwege de regen niet wegspoelen. Sydney is ons volgende doel, hopenlijk schijnt daar de zon.
____________________________________________________________________________________
Sydney is de oudste en grootste stad van Australie. Kapitein James Cook ging in 1770 aan land in de Botany Bay. Hij zeilde verder naar het noorden en verklaarde alle Australische grond ten oosten van de 135ste breedtegraad officieel tot Brits grondgebied. In Engeland was men geinteresseerd in Cooks ontdekkingen maar pas nadat Engeland zijn Amerikaans grondgebied in de onafhankelijkheidsoorlog was kwijtgeraakt, toen ontstond behoefte het gebied te koloniseren. Halverwege de 18e eeuw stond in Engeland de doodstraf op vergrijpen als b.v. zakkenrollen. Veel veroordeelden werden echter op transport naar Amerika gezet. Toen dat niet meer mogelijk was, raakten de cellen in Engeland overvol en werd naarstig naar een andere oplossing gezocht. Het eerste transport naar Australie stond onder leiding van Kapitein Arthur Phillip, de eerste gouverneur van de e kolonie. De reis van 24000 km duurde 8 maanden. De eerste nederzetting werd gesticht op een rotsachtig stuk land, waar zich nu de wijk The Rocks in Sydney bevindt. De dwangarbeiders zetten tenten op en bouwden barakken op de rotsachtige grond. Aan het einde van de 19e eeuw maakten de dwangarbeiders plaats voor kooplieden, die hier hun pakhuizen lieten bouwen.
De dichtst bijzijnde camping vanaf het centrum van Sydney is Lane Cove River Tourist Park, 8 km ten noordwesten van het centrum. Vanaf hier is de stad gemakkelijk te bereiken met zowel bus als Cityraill. Op de weekpas die we aanschaffen kunnen we zowel met de bus, Cityraill en ferry reizen. Ideaal!!
Het regent pijpestelen als we de eerste dag naar de stad gaan. Vanwege de regen gaan we eerst het Queen Victoria Building bezoeken, binnen is het tenminste droog. In dit prachtig gerestaureerde gebouw zijn ruim 200 winkeltjes gevestigd, die het gebouw een hele andere allure geven dan het oorspronkelijk had. In 1898 werd het pand namelijk als warenmarkt in gebruik genomen. Na de koffie nemen we een kijkje bij de koninklijke klok. Deze opent op het hele uur zijn luikjes en komen er voorstellingen uit de Engelse geschiedenis te voorschijn. Het regent nog steeds als we de oversteek maken naar Town Hall. Helaas kunnen we niet naar binnen, want op dat moment wordt er een symposium gehouden. Het is inmiddels droog geworden. Een mooie gelegenheid om door het Hyde Park te wandelen met zijn 400 boomsoorten.
Als we de volgende dag op Circulair Quay arriveren is het prachtig weer. Hoera, hoera!! Dit is de plaats waar elf schepen van de eerste vloot hun ankers uitgooiden. Tegenwoordig vertrekken vanaf deze kade veerboten naar diverse bestemmingen. Sydney heeft een kustlijn van ongeveer 1000 km. Er ligt ook een groot cruiseschip: de Amsterdam! Ook toevallig. De keurig geklede mensen die van boord komen spreken Spaans en Engels. Geen Nederlanders te bespeuren.
The Rocks is een gezellige wijk met restaurants en kunstgallerieen. In een aantal pakhuizen zijn winkeltjes gevestigd. Vandaag, zondag, is er markt. Veel stalletjes met sieraden, kunst en kitch. Een eindje verder is de Harbour Bridge. Met de bouw van de brug werd in 1930 begonnen en was voltooid in 1932. Auto’s, treinen, fietsers, joggers en wandelaars maken gebuik van de brug. Groepjes mensen lopen boven over de boog van de brug. Sjoerd ziet het wel zitten om het ook te doen, maar ik loop nog te dubben of ik de brug wel wil beklimmen. Uiteindelijk toch maar doen. De klim staat onder leiding van een gids en voordat je aan de klim begint, gaat er een heel ritueel aan vooraf. Je mag niets meenemen naar boven. Je eigendommen gaan in een kluis. Vervolgens hijs je je in een soort overall en moet je een formulier invullen met je persoonsgegeven e.d. Daarna volgt een alcoholtest en word je gescreend op metalen voorwerpen. Aan de overall zitten allerlei haakjes en lusjes waar je pet, bril en koptelefoon aan vast worden gemaakt. Om de heup krijg je een holster waaraan een ketting met geleider is bevestigd. Langs de hele klim naar boven en naar beneden loopt een kabel waaraan deze geleider is vastgemaakt. Op de rug wordt nog een regenjas en een walki talki bevestigd. Voordat we van start gaan is er nog een oefenbrug waar je leert hoe met de geleider om te gaan. Ik word er best een beetje nerveus van, maar eenmaal onderweg valt het reuze mee. Onze groep bestaat uit 9 mensen: 4 uit Taiwan, 3 uit Ierland en wij dan. Simon, onze gids, vertelt onderweg e.e.a. over de bouw van de brug en over de omgeving. Mede door het mooie weer hebben we een prachtig uitzicht op de havens, de baaien en het Operahouse. Boven maakt de gids foto’s van de groep en individueel. Na afloop ontvangen we een groepsfoto en een klimmersbrevet. Het hele avontuur neemt ongeveer drie en een half uur in beslag, het is echt de moeite waard. Een aanrader!!! Op The Rocks waar de marktkooplui hun spullen opruimen gaan wij bij de irish pub naar binnen. Er is live muziek en het is er beregezellig, zodat we er gelijk maar blijven eten.
De Deense architekt Jorn Utzon won in 1957 de internationale wedstrijd voor het ontwerp van een Operahuis. Het symboliseert de liefde van de bewoners voor de zeilsport. In 1959 werd met de bouw begonnen.De staat schatte de kosten op 7 miljoen AUSD. en dat de bouw binnen 5 jaar voltooid zou zijn. Toen bleek dat de kosten het budget zouden overschrijden werd een serie loterijen georganiseerd. De architekt had na onenigheid met de gemeenteraad en diverse ingenieurs de bouwput voortijdig verlaten en keerde in 1966 gedesillusioneerd terug naar zijn land. Het project werd voltooid door een groep Australische architekten. Voor zover bekend heeft Jorn Utzon het gebouw zelf nadat het gereed was nooit gezien. Voor het opvallende dak werden meer dan 1 miljoen tegels van Zweeds keramiek gebruikt. Toen koningin Elizabeth II het gebouw in 1973 opende, 14 jaar nadat men de bouw startte, was 102 miljoen dollar besteed.
De naam van het gebouw is een beetje misleidend. Je kunt er niet alleen naar de opera gaan, maar ook een hapje eten of naar de bioscoop gaan. Kaartjes voor de voorstellingen zijn zeer in trek en snel uitverkocht. Als we rondlopen is er juist een bruidspaar voor een fotoreportage.
De stads meest favouriete plaats om te picknicken, joggen of te slenteren is Royal Botanical Gardens. De tuinen werden in 1816 aangelegd. Er groeien voornamelijk bomen en planten uit de Zuid Pacific. Bij het restaurant hangen de flying foxes (grey head) in de bomen. Vorig jaar in Litchfield N.P.moesten we ze zoeken, hier hangen ze als appels aan de bomen. Volgens de informatie zijn er hier veel te veel. Ze vernielen de bomen en het is een erge plaag aan het worden. Het is rond het middaguur als we tussen vele joggers door naar Mrs. Macquarie Point lopen. Vanaf dit punt hebben we weer een mooi uitzicht op de Harbour Bridge en het Operahuis. Rond 1810 liet Elizabeth Macquarie hier een zitplaats uit de rotsen hakken om zo de schepen te kunnen zien die de haven binnenkwamen.
Het moderne complex Darling Harbour dateert uit 1984. Tot die tijd was de wijk een rommelige oude haven met vervallen pakhuizen, een overblijfsel van het levendige handel- en industriecentrum dat hier aan het einde van de 19e eeuw ontstond. Tegenwoordig bevindt zich langs de waterkant een recreatiecentrum met winkels, musea, een congrescentrum, restaurants en parken. Wij beginnen onze wandeling bij Pyrmont Bridge. Een brug uit 1899. Toen de brug gebouwd werd was het een stukje vakmanschap en techniek, want het was de eerste ophaalbrug die elektrisch bediend werd. Je zou de wijk ook van bovenaf kunnen bekijken, maar dan moet je een ritje met de monorail gaan maken. We pakken een terrasje en lopen na de lunch langs de Chinese tuinen naar China Town. Het is een kleine wijk, waar je allerhande Chinese en ook andere Oosterse restaurantjes en winkeltjes vindt.We zijn er snel uitgekeken en nemen de Cityraill naar Kings Cross; de uitgaanswijk van Sydney. Er zijn veel restaurant, cafe’s, nachtclubs enz. We treffen het niet, want als we aankomen begint het weer te regenen. We zijn een beetje moe van het slenteren en houden het voor vandaag wel voor gezien en gaan terug naar de camping. Onze buren zijn met hun tenten naar hogere en drogere oorden verhuisd.
De zon schijnt als we de laatste dag in Sydney met de ferry van Circular Quai naar Manly, een schiereiland ten noorden van Port Jackson, gaan. De overtocht er naartoe duurt 30 minuten. Tussen de haven waar we aankomen en Manly Beach ligt de hoofdstraat The Corso. Het is er gezellig druk met winkels en eettentjes. Op de kade bij het strand zitten veel mensen fish and chips te eten en kijken ondertussen naar de surfers in de hoge branding. Het is een vermakelijk gezicht. Naar Shelly Beach is een wandelroute. Een smal paadje eindigt op een hoge rots, vanwaar je een mooi uitzicht hebt op Manly Beach en diverse andere baaien. De ferry brengt ons aan het einde van de middag terug naar Circular Quai. Morgen vertrekken we uit Sydney. Zes dagen is eigenlijk te kort, er is nog een hoop te zien en te doen. Maar goed we moeten keuzes maken. Voor iedereen die Sydney gaat bezoeken: het is een geweldige stad!
____________________________________________________________________________________
Vanwege het slechte weer langs de kust, rijden we vanuit Sydney landinwaarts richting de Blue Mountains. Volgens het weerbericht in de krant zou het daar beter zijn. In een ommezien zijn we de stad uit en rijden door Windsor en Richmond, twee parkachtige plaatsen met enkele koloniale huizen en gebouwen. De toeristische weg, de Bells Line of Road, loopt dwars door de Blue Mountains. In de omgeving van het dorpje Bilpin zijn veel fruitkwekerijen.Langs de kant van de weg staan veel fruitstalletjes. Eenmaal over Mnt. Wilson, 1000 mtr hoog, dalen we af naar Lithgow. Ten zuiden van Lithgow draaien we een binnenweggetje op naar Lake Lyell, waar een camping aan een stuwmeer is. Er staat 1 tent, dus ruimte genoeg. Hoewel Sydney geen hectische stad is, maar we wel elke dag op stap waren, is het heerlijk om op deze rustige plek even te relaxen. We gaan ons reisplan een beetje aanpassen en genieten de volgende dag van de zon.
Bathurst ligt in een vruchtbaar landbouwgebied aan de Macquairie River. Het is de oudste nederzetting in het binnenland van Australie. Een gracieuze stad met brede, door bomen omzoomde straten. Het Victoriaanse Court House met zijn neoklassieke accenten, dateert uit 1880. Sedert 1917 hebben ze hier een straat-race-circuit, Mnt. Panorama. Met onze trooper maken we een rondje over het traject van 6,2 km. Buiten ons zijn er nog een paar auto’s en enkele motoren. Je mag er echter niet harder rijden dan 60 km/uur. Vanuit Bathurst pikken we weer een toeristische route op. Onze eerste stop is in Sofala. Hier werd sinds 1851 goud gevonden. Er staan nog wat houten huisjes en een pub uit die tijd. Behalve de pub is alles gesloten. Een beetje vergane glorie.
De weg van Sofala naar Hill End is grotendeels gravel. Op sommige plaatsen is de weg niet breder dan een karrespoor. We vragen ons dan ook af waar we terecht zullen komen, waarschijnlijk in World End! Maar dan opeens duikt toch Hill End op, een dorp met 100 inwoners. In het begin van 1870 werd hier veel goud ontdekt. Hill End veranderde toen zeer snel van een landelijk mijnwerkers dorpje in een commercieel stadje met hotels, cafe’s en winkels. Een selectie historische huizen en gebouwen in en rond het dorp is beschermd en gerestaureerd. Ze worden nu voor andere doeleinden gebruikt. Een bijzonderheid is dat het goud werd gewonnen uit quartz. De quartz werd vermorzeld door stampermachines, die dag en nacht veel lawaai maakten. De mensen werden ’s nachts wakker wanneer de machines eens stopgezet werden. In het voormalige ziekenhuis is nu het Visitor Centre en een museum gevestigd. Hier kun je zien hoe de mensen toen leefden en werkten. ’s Avonds lopen we een rondje door het dorp. Bij bijna elk gebouw of huis staat een bordje met informatie. Heel grappig, bij de kerk is een bordje aan het hek bevestigd met de tekst: 11de gebod: sluit het hek . Vanaf de camping lopen we de Bold Hill Walking Trail. Onderweg kom je naast nog wat ruines, afgeroosterde mijnen tegen. We plakken er nog een stuk route aanvast en lopen naar Beaufoy Merlins uitzichtpunt. In de bossen zijn vervallen mijnschachten en op het eind een mooi uitzicht over het oude mijngebied. Terug op de camping worden we ’s avonds uitgenodigd door een aantal mensen uit Sydney om rond het kampvuur een glas wijn te komen drinken. Een leuke afsluiter, morgen gaan we door naar Mudgee.
De weg van Hill End naar Mudgee is gedeeltelijk gravel en asfalt. Op een enkele auto na hebben we de weg voor ons alleen. Mudgee is een Aboriginal woord en betekent “nest in de heuvels”. Het plaatsje met 9000 inwoners doet een beetje landelijk en stads aan. Zo’n 150 km van de kust is het weer hier aangenaam. Mudgee staat vooral bekend om zijn wijn. Er zijn ongeveer 20 wijngaarden, in bezit van voornamelijk lokale bevolking. Sinds 1850 groeien hier druiven en wordt er wijn gemaakt. Het klimaat en de grond zijn zeer geschikt voor de druiventeelt. Het gebied is niet erg groot, maar dat ze heerlijke wijn maken merken we de volgende dag. In eerste instantie willen we atb’s gaan huren om een tochtje langs enkele wijnboeren te maken. We beseffen echter dat we dan niets mee kunnen nemen en gaan toch maar in de auto. Een van de bekende Upper Hunter Valley wijnmakers is de familie Oatly. We mogen er rond kijken en…proeven natuurlijk. We kopen een paar flessen witte wijn en rose. Niet alleen de wijn is hier goed ook de lunch in het Wild Oat Cafe is voortreffelijk. Het volgend adres is Pieter van Gent. De traditie van wijnmaken wordt hier door Philip, de zoon van Pieter, voortgezet. We maken kennis met Elly van der Zee uit Leeuwarden. Ze woont hier 40 jaar maar spreekt nog heel goed Nederlands. Ook hier worden weer een paar flessen wijn aan onze bescheiden voorraad toegevoegd. We hebben gewoon niet meer ruimte, misschien maar goed ook.
We rijden weer een stukje noordelijker en wel naar The Drip, Gorge Goulburn River. Een wandelroute van een paar uur leidt ons langs een rivier door een stukje regenwoud met uitgeslepen zandsteenrotsen. Het is een mooi stuk natuur met veel vogels en libelles. Uiteindelijk komen we terecht bij de “Great Dripping Wall”. Vanaf een hoge zandstenen rotswand druipt helder water in de poelen van de rivierbedding. Niet ver van hier ligt Coolah waar we de camping opdraaien. Het is een kleine mooie camping met veel bloemen. We rijden door een heuvelachtig veeteelt gebied en belanden in Coonabarabran waar we een koffiestop houden. Coonabarabran werd gesticht in midden 1800 en werd bekend als een belangrijk transport en agrarisch centrum. Ook nu nog rijden de grote vrachtauto’s met hun dubbeldekslading koeien of schapen rond de klokketoren door de hoofdstraat. Het kan allemaal met die brede wegen hier.
We gaan op weg naar het Warrumbungle Nat. Park, 33 km ten westen van Coonabarabran. Onderweg is nog de “White Gum” lookout. Bij het N.P. blijkt het Visitor Centre gesloten. De betaling van de camping gaat d.m.v. een envelopje. Formuliertje invullen, geld er bij in. Envelopje in een paal laten glijden en klaar is kees. We hebben nog nooit geen controle gehad. Zou dit systeem bij ons wel werken? Op weg naar de camping zien we nog een paar emoes langs de weg. Op de camping zelf zijn meer kangoeroes dan kampeerders. Waarschuwingsborden geven aan om niet onder de bomen te gaan staan. Sommige eucalyptussoorten laten bij enorme droogte niet de bladeren maar de takken vallen.Het Warrumbungle N.P. beslaat een overgangsgebied tussen het nattere oostelijke gedeelte van de Great Dividing Range en de drogere westelijke vlakten.Grillige kale rotsen steken boven de dichtbeboste hellingen uit. Vooral de Breadknife trekt de aandacht. Een ruige 90 meter hoge rots van niet meer dan 1 meter dik. Half acht ’s morgens gaan we van start om de trail te doen naar de Breadknife, Grand High Tops. Ruim 14 km. Het eerste stuk is steil maar goed aangelegd. Om niet hetzelfde stuk terug te lopen maken we een loup met nog enkele zijsprongen, zodat we op ruim 17 km komen. De terugweg gaat voor een groot gedeelte door een droge rivierbedding, zodat de laatste loodjes wel erg zwaar wegen. De douche en een koel flesje bier doen dan wonderen!
____________________________________________________________________________________
Via een binnenweg rijden we door een heuvelachtig landschap met veeteelt en akkerbouw naar Tamworth een stad met 36000 inwoners. In Tamworth, waar drie opnamestudio’s zijn, klopt het hart van de Australische country- en westernmuziek. Veel van de artiesten die in dit genre beroemd zijn geworden danken hun faam aan optredens in Tamworth. Op zondagochtend slenteren we door de hoofdstraat. Het is een prachtige brede straat met veel bomen. Niet alle winkels zijn open en rond het middaguur hebben velen hun deur gesloten. Ook hier zie je weer veel mensen uitgaan voor het ontbijt. Tegen de middag gaan we op het terras zitten bij het Tudor Hotel voor een countermeal. In Barraba, 70 km. ten noorden van Tamworth, is een huiskamerachtig infocentrum. Van een zeer aardige dame krijgen we de nodige informatie en een alternatieve route naar Bingara. Op de picknickplaats onderweg staat het gras erg hoog rondom het toiletgebouw en de picknicktafel. Blijkbaar hebben nog niet veel mensen hier gebruik van gemaakt. We hebben inmiddels geleerd dat je niet met sandalen aan door het hoge gras moet gaan lopen i.v.m. eventueel aanwezige slangen en lunchen daarom maar midden op het pad.
Niet ver van Bingara staat het Myall Creek Station, waar in 1838 een bloedbad plaatsvond.
Het was aan het begin van de negentiende eeuw dat Europese kolonisten steeds vaker slaags raakten met de oorspronkelijke bewoners van het land waar zij zich wilden vestigen. De blanken namen heilige grond in beslag, zetten er een hek omheen en meestal weerden ze de aboriginals. Als deze niet vrijwillig hun land verlieten, werden ze gedood, vaak bij tientallen tegelijk. De aboriginals kwamen hiertegen in opstand door veedrijvers te doden, maar ze waren met hun speren geen partij voor de blanken met hun geweren. De e gouverneur, Sir George Gipps, wilde een einde aan de slachtpartijen maken, omdat hij vond dat aboriginals net zoveel recht op een menswaardig bestaan hadden als de kolonisten. Op Myall Creek Station gaven ze de gouverneur gelijk, maar in de omgeving werd de discriminatie alleen maar erger.Toen de opzichter een paar dagen weg was, kwam een groep van ongeveer tien gewapende mannen naar het veebedrijf. Meer dan dertig aboriginals, meest vrouwen en kinderen werden bijeengedreven en op brute wijze vermoord. Bij zijn terugkeer ontdekte de opzichter de lijken en waarschuwde de politie. Gouveneur Gipps liet een onderzoek instellen en de moordenaars werden berecht.Ze deden geen moeite hun schuld te ontkennen omdat nog nooit iemand vanwege het doden van een aboriginal veroordeeld was.Ze gooiden het op zelfverdediging en werden vrijgesproken.De pers protesteerde fel tegen het vonnis. Een proces tegen een deel van de groep was het gevolg. Ze werden beschuldigd van moord op vrouwen en kinderen, zodat ze zich niet langer op zelfverdediging konden beroepen. De mannen werden schuldig bevonden en tot de galg veroordeeld. Voor het eerst in de geschiedenis werd het vermoorden van aboriginals bestraft.
Aan de hand van informatiebordjes wordt over een afstand van 500 meter het verhaal over deze gebeurtenis verteld. Aan het eind van het pad staat een gedenkingssteen.
Over een gravelweg tussen de koeien door belanden we op Copeton Waters State Park. Het park ligt aan een kunstmatig meer en is veel in trek bij dagjes mensen. Je kunt er ook kamperen en als we een beetje rond hebben gereden installeren we ons op Sepoy Knob, het uiterste puntje van het park. Behalve een rare snoeshaan die de hele dag achter in z’n auto blijft liggen, zijn er een paar vissers. Op een afstandje grazen de koeien en kangoeroes. Enkele kangoeroes, waarschijnlijk mannetjes, zijn erg groot en gespierd. ’s Nachts is er gesnuif rond de auto. Bij het opstaan staan we midden tussen de koeien en…hun vlaaien. We rijden over de dam het park uit naar Inverell, de grootste saffierproducent ter wereld, driekwart van de stenen wordt hier gevonden. Vandaar dat het ook wel Sapphire City wordt genoemd. De stenen zijn mooi, maar de manier waarop ze verwerkt worden in sieraden vinden we niet zo….. Iets straks, moderns hebben we niet kunnen vinden, dus geld nog in de knip. We lopen de Thunderboltscircuit Track in het nabij gelegen Goonoowigall State Conservation Park. De route leidt ons langs deThunderbolts, gigantische granietblokken, de Goonoowigall Falls en de Slot. De Slot is waar een brede platte rots dwars in de kreek ligt en eens de basis was voor een dam. Deze dam vergaarde water om tin te mijnen. Aan de ene kant, stroomt de kreek door een handgekapte gleuf in de rots om destijds een schoepenwiel in werking te stellen die het water naar de mijn tranporteerde. Langs het laatste stuk van de 6 km. lange route staan veel witte bloemen. Het is benauwd , plakkerig weer. Terug op de camping wordt de lucht aardedonker. Het duurt niet lang of het begint te onweren en de regen komt met bakken vol uit de lucht vallen. Onze buren, vissers, komen even later als verzopen katten thuis. Een uur later schijnt de zon weer en staat Sjoerd te barbequen.
Rond de stad Glenn Innes, die op zo’n 1000 mtr. hoogte ligt, bevolken schapen en rundvee het land. De dieren kwamen mee in het kielzog van twee veedrijvers. Het gezicht van de mannen was bedekt met lange baarden, vandaar dat het land al snel bekend stond als het land van de “Beardies”. Op het jaarlijkse festival wordt zelfs een lange baarden wedstrijd gehouden. De streek trok veel Schotten. Hun gewaardeerde inzet wordt herdacht door de Australian Standing Stones. Van de 40 stenen die er staan, zijn er 3 in hun natuurlijke staat gebruikt.De overige zijn van rotsen gespleten. In de hoofdstraat staat het gemeentehuis. Op het bordes speelt elke dag, behalve 1e kerstdag, om twaalf uur iemand een half uur op een doedelzak. Veel mensen blijven even staan kijken en luisteren.
De weg van Glenn Innes naar het Gibraltar Range en Washpool Nat.Park is werkelijk prachtig. Het Gibraltar Range N.P.ligt op een bosrijk plateau met diepe valleien en is bekend om z’n spectaculaire granietrotsen. Ook heeft het park beschermde heidevelden, moerassen en regenwouden. Vanaf de Boundary Creek camping lopen we naar Duffer Creek waar een waterval is. De wandeling naar de Lyrebird Waterfall gaat over een zompig pad. Hier is te zien dat het de afgelopen weken veel heeft geregend. De waterval op zich is niet spectaculair, maar het wordt vergoed door de mooie vogels die we onderweg zien. Helaas tot nu toe nog geen Lyrebird. We zijn de enige bezoekers van de camping en zoals het wel vaker voorkomt wordt de keuze om een plek te vinden er dan moeilijker op. Gek he, we hebben alle ruimte, maar verplaatsen ons drie keer. Onder een afdakje ligt gratis hout klaar en Sjoerd maakt een groot kampvuur. Al snel liggen onze steaks en schijven zoete aardappel te roosteren op de plaat. We hebben het eten nog maar net achter de kiezen of het begint te regenen. Onder de paraplu genieten we nog even na bij het kampvuur.
Het Washpool Nat. Park, onze volgende bestemming, heeft een oppervlakte van 67.951 ha. Het park is het meest bekend om zijn vochtige, prachtige regenwouden, hoge bomen en rivieren met kristalhelder water en een aangenaam verblijf voor wandelaars. De Bellbird camping ligt in het regenwoud. De kampeerplekken zijn onder de bomen, nat en donker, brrrrrr. We parkeren op de picknickplaats en gaan van start voor de Washpool Walk, 8,5 km, 3 tot 4 uur staat er voor. De route gaat door het regenwoud met enorme cedars. Over de Cedar Creek, een smalle kreek, klimmen we langzaam door het natte woud omhoog. Als we stilstaan en om ons heen kijken, ontdekken we dat er gladde rupsachtige beestjes aan onze schoenen en broek kleven. Het zijn bloedzuigers, hier leeches genoemd. Gelukkig hebben we de lange broek aan en zitten ze niet direkt op de huid. Met veel moeite kunnen we ze met stokjes eraf pulken. Twee Duitse meisjes die ons achterop lopen hebben sportschoenen aan, waar de leeches dwars doorheen kruipen. Ze schijnen niet gevaarlijk voor je gezondheid te zijn, maar wel vervelend. We lopen vanaf nu stevig door en blijven niet overal stilstaan. Op de leeches na een mooie wandelroute. We rijden het Nat. Park uit en overnachten in Jackadgery op een zonnige plek, heerlijk!
Via Grafton rijden we naar de kust. Bij het dorpje Mini Water ligt het Yuragir Nat. Park, waar we een plekje zoeken op camping Illaroo, vlak aan zee. Gratis hout, water en pittoiletten. We staan ’s morgen vroeg op om de zon boven de oceaan op te zien komen. Helaas verstoren de wolken ons het zicht op de zon. Ondanks dat is het heerlijk om zo vroeg over het strand te lopen. In de loop van de middag komen uit het hoge gras de goanna’s te voorschijn. Het zijn flinke jongens zodat ik zittende aan de picknicktafel mijn benen wel even optrek. Eigenlijk is het onzin, want ze zijn als ze je ontdekken zeer schuw. Als je ze nadert om een foto te maken sluipen ze naar het hoge gras of kruipen, voor ons een e gewaarwording, in een boom. Bij Rocky Point zwerven we aan het einde van de dag over de in zee uitlopende rotsen op zoek naar schelpen en stenen. We staan hier al enkele dagen en hebben nog niemand gezien die, zoals ons door anderen is verteld, het kampgeld op komt halen. Tot nu toe een goedkope camping. Echter bij vertrek komt op de valreep de ranger de hoek om alsnog het kampgeld te innen. Waren we weggeweest dan is het voor hem, het N.P. natuurlijk, eigen schuld dikke bult. Maken ze zich ook niet druk om.
De Pacific HWY naar het zuiden volgt op een afstandje de kustlijn langs de vele badplaatjes. Tijd genoeg om naar elke badplaats te rijden hebben we niet en gaan we af op wat we gelezen hebben en de vele tips die we van andere mensen krijgen. In Woolgoolga, Woopi zoals ze hier zeggen, drinken we koffie en halen boodschappen bij de Spar. De camping ligt verleidelijk aan zee, het is tevens tijd voor de was, ach waarom ook niet, we blijven hier vannacht. ’s Avonds is de plaatselijke reddingsbrigade in zee aan het oefenen. Wat een roeiers zeg! Een e poging om de zon boven de oceaan op te zien komen mislukt. We zitten in een baai en een hoge rots gooit nu roet in het eten. Dan maar de zee in. Met tientallen andere zwemmers liggen we om kwart voor zeven in het rustige zeewater met een aangename temperatuur. Rond half negen verlaten we Woopi. Onderweg naar de HWY passeren we de indrukwekkende Guru Nanak Temple van de Sikh gemeenschap. Een vreemd gezicht in het Australische landschap. De zon schijnt als we de haven van Coffs Harbour binnenrijden. We lopen de pier op die bevolkt wordt door de vissers. Zo lang wij er zijn wordt er niet veel gevangen, maar ze zullen er wel niet voor niets staan. Aan de andere pier liggen de boten en zijn de restaurants en cafes. Achter het strand tussen beide pieren ligt een park. In het park zijn prachtig gekleurde vogels. Het zijn over het algemeen lorikeets die we zien, maar telkens weer met andere kleuren. We laten Coffs Harbour achter ons en gaan door naar Bellingen, 12 km landinwaarts.
____________________________________________________________________________________
Vanaf de kust volgen we de Waterfall Way door een bergachtig gebied naar Armidale. Bellingen, gelegen in de schaduw van de Great Dividing Range, is onze eerste stop. Het charmante plaatsje kenmerkt zich door de alternatieve levenstijl van de bewoners en hun kunst. In de Old Butter Factory zijn diverse winkeltjes, galerieen, een masseur en een goed cafe. Het is leuk om hier even rond te kijken. Aan de hoofdstraat bevinden zich nog enkele historische panden, zoals het hotel, het postkantoor en het gerechtsgebouw.
Het Dorrigo Rainforest Centre ligt aan het begin van het Dorrigo Nat. Park. Er is veel info over wandelroutes en kampeergelegenheid van diverse parken aan de Waterfall Way. Tevens wordt er veel aandacht besteed aan het regenwoud d.m.v.een video, teksten en fotomateriaal. Op de rijke vulkanische grond van het plateau groeit een weelderig subtropisch regenwoud met enorme ceders, wurgvijgen en andere opvallende woudreuzen. In de lagere gebieden bevindt zich een gematigd regenwoud. De aanwezige zoogdieren zijn over het algemeen buidelmarters, koala’s, suikereekhoorns en wallabies (kleine kangoeroes). In het Nat.Park. leven ruim honderd vogelsoorten. We lopen naar de uiterste punt van de Skywalk vanwaar we een mooi uitzicht hebben over het regenwoud.. De Wonga Walk een wandelroute van ongeveer 3 uur gaat door het regenwoud en langs watervallen. Aan het begin van de route wordt gewaarschuwd voor bloedzuigers. Hier worden we niet vrolijk van, maar ondanks dat gaan we toch van start. Bordjes met tekst en uitleg staan bij de vele vreemdsoortige bomen. Aan veel bomen groeien halverwege de stam enorme hertshoorns en bladvarens. Aan de voet ervan groeien paddestoelen, mossen en wandelstokboompjes. Ongeveer halverwege de route plenst van grote hoogte het water over de rand van een amfitheatervormig rotsplateau, de Christal Shower Falls. Via een smalle trap naar beneden voert het pad ons achter de waterval langs weer omhoog. Waarschijnlijk doordat er gravel op het pad ligt, hebben we de hele wandeling geen last gehad van de bloedzuigers. Aan het einde van de route duiken opeens een drietal brushturkeys op. Ze lijken een beetje op kalkoenen. We rijden door naar de camping in Dorrigo. Rond om ons heen staan huurcampers, Apollo, Britz en Maui met allemaal Nederlanders. Tips en ervaringen worden uitgewisseld. Even lijkt het erop of we terug zijn in eigen land. De camping is een beetje “suterig” en ’s nachts is het koud en vochtig. Bij het opstaan hangt de mist nog in het dal. Bij de warme bakker halen we brood en rijden naar de Dangar Falls, een km. buiten Dorrigo. Er is verder niemand, waarschijnlijk omdat het nog zo vroeg is of omdat het niet aan de Waterfall Way ligt. De zon breekt door en we maken foto’s van de waterval met een regenboog.
De weg heet niet voor niks The Waterfall Way, want de volgende Falls dienen zich al aan nml. de Ebor Falls in het River Nat. Park. Vanaf diverse uitkijkpunten heb je zicht op de watervallen. De picknickplaats ligt temidden van eucalyptusbomen waaronder gele strobloemen groeien. Na de lunch rijden we via een dirt road naar New England National Park.Het park is 52.000 hectare groot en bestaat voor het grootste deel uit wildernis. Aan het begin van de gravelweg is een forellenkwekerij, waar je volgens zeggen je eigen vis mag vangen. Nog net buiten het park is een basic camping, niet groot en gratis. Op een bord langs de kant van de weg staat vermeld dat de weg verderop niet geschikt is voor auto’s met caravans. De weg wordt smal en steil tot we aankomen bij Point Lookout. Vanaf 1564 meter hoogte boven zeeniveau hebben we een geweldig uitzicht over diverse bergketens. Bij helder weer is het mogelijk dat je de oceaan kunt zien. In het N.P. aan de Point Lookout Road ligt de Thungutti Camping, met weinig ruimte voor de auto, maar veel plaats voor de kampeerders en hun tenten. Niemand aanwezig, maar deze keer is de keuze niet moeilijk. Een ruime open plek met picknicktafels en op diverse plekken mogelijkheid om een kampvuur te maken.
We gaan van start voor de Tee Tree Falls Walk. Vanaf de camping loopt de route langs een heldere kreek door een stukje regenwoud en een eucalyptus bosachtig gebied naar Tom’s Cabin. Hier steken we de dirt road over en klimmen langzaam omhoog naar de Weeping Rock. Vanaf hier pikken we de Lyrebird Walk op. Het is geen gemakkelijke route. Over een lengte van 3 1/2 km. klauteren we langs de rotswand over een glibberig, steil pad. Bijna aan het eind van de track blokkeren omgevallen bomen nog het pad. Gelukkig is er juist een ranger bezig de versperring op te ruimen. Ik moet er niet aan denken dat we het stuk terug hadden moeten lopen. Uiteindelijk bereiken we de Robinson’s Knob Trail, een VWD track waar het lopen iets gemakkelijker gaat. Wright’s Lookout is nog een optie om naartoe te lopen, misschien ook wel weer klimmen. Veel puf hebben we niet meer en lopen door naar de camping waar we met de benen omhoog even bijkomen van de inspanningen. Een poging om douchewater te verwarmen mislukt omdat de zon te vaak schuil gaat achter wolken. Vanwege de hoge bomen zitten we ’s ochtends vroeg nog een beetje in de schaduw en ontbijten we bij het kampvuur. Vandaag vertrekken we naar de meer civiele wereld.
____________________________________________________________________________________
We vervolgen onze weg op de Waterfall Way en rijden naar de Wollombi Falls. Volgens onze informatie een van de hoogste van Australie. We hebben een prachtig uitzicht op de gorge. De waterval is echter maar een klein stroompje, dat zal in de winter, als het hier regent, wel anders zijn. Beneden bij de rivier moet een overgang zijn, maar als we daar aankomen zien we dat de brug gedeeltelijk is weggeslagen. Je zou met enig klimwerk de overkant kunnen bereiken, maar daar zien we toch maar vanaf en rijden door naar Armidale. Deze stad met 23000 inwoners ligt op 1000 meter hoogte. Daarom is het er in de zomer vaak vrij koel. Als een van de weinige binnenlandse steden heeft het een universiteit. Via de New England HWY bereiken we Tamworth. Hier heeft Sjoerd een afspraak gemaakt bij de Toyota garage voor een controle beurt van onze auto. We gaan weer naar de Big4 camping. Dicht bij de garage en alle voorzieningen op de camping voor handen. Terwijl Sjoerd de volgende ochtend de auto naar de garage rijdt ga ik me bezighouden met de was. Om 7 uur ’s ochtends staan er al een paar dames voor de deur van de wasserij te wachten. Als de campingbeheerder de deur open doet zijn er 3 wasmachines bezet. Ik kom nog maar net op tijd om de laatste machine in gebruik te nemen. Na een klein uurtje wappert de was in de zon bij een temperatuur van 35 gr C. In de stad probeer ik bij de eerste de beste kapper om mijn haar te laten doen. Bij de derde is het raak, ik kan direkt plaats nemen. Sjoerd duikt een cd winkel binnen en over een uurtje treffen we elkaar weer op het terras van het Tudor Hotel. Het is inmiddels lunch-tijd en nemen we een countermeal (warme hap voor 10 dollar) bij het hotel. In een outdoor winkel informeren we naar een camping tafeltje. Op de onze heeft een warme koekepan gestaan en is het bovenblad gaan golven. Volgens de winkelier mag dat niet gebeuren bij een Coolman tafel en valt het onder de garantie. De volgende ochtend rijden we nog even bij de winkel langs om de tafel te ruilen.Tevens kopen we een opstapje(inmiddels de vierde) zodat ik veilig in en uit de auto kan stappen. Na een te laag trapje, een te hoog trapje en een leeg plastic kratje moet dit de oplossing zijn.
Na een koffiestop in Wallabadah rijden we door naar het zuiden. Onderweg zien we borden met de tekst “stop the coalmines”. In Muswellbrook, waar we de HWY verlaten, lopen we nog even binnen bij het Visitor Center om informatie in te winnen voor onze alternatieve route naar Blackheath. De medewerkers zijn erg behulpzaam en voorzien ons van alle informatie over de route. Als we naar de protestborden over kolenmijnen vragen vertelt de medewerkster dat er in de omgeving van Muswellbrook 23 kolenmijnen in bedrijf zijn en volgens haar zijn dat er veel te veel. In Denman is de volgende overnachtingsplaats. Het overgrote deel van de camping bestaat uit cabins. Volgens de campingbaas gaan er tegenwoordig veel mensen met hun camper of caravan op een “free bee” staan. Je betaalt daar weinig of niets. De voorzieningen zijn dan ook minimaal. Wij vertellen de man dat we ook zo’n boek hebben met de adressen van free bees. Het enige wat hij erover zegt is: I hate that book!!!! Ik kan mij er wel iets bij voorstellen, want vlak voor het dorp is nml. ook een free bee, echter zonder toilet. Verder is het een erg aardige man en we krijgen een prachtige plek onder de bomen en voor 6 dollar hebben we een hele dag internet. Denman is gelegen in de Upper Hunter Valley en omgeven door rijke akkerbouw gronden, wijngaarden, olijvenkwekers en paardenrenstallen. Helaas zwichten sommige wijnboeren voor het grote geld en verkopen hun grond aan… de mijnbouw exploitatie.
De volgende ochtend is het mistig, maar de campingbaas zegt dat het wel “wegbrandt”. Voorbij Sandy Hollow gaat de asfaltweg over in gravel en rijden we met de zon hoog aan de hemel op de Bylong Valley Way door het prachtige Goulburn- en Wollomi Nat.Park. In Rylstone, een gezellig dorpje, drinken we koffie. Via Mt. Victoria arriveren we vroeg in de middag in Blackheath waar we voor 4 nachten boeken. Vanaf de camping bezoeken we Katoomba een belangrijk toeristisch centrum in de Blue Mountains. Een bekend landmerk in de Blue Mountains is de rotsformatie die de Three Sisters genoemd wordt. De Three Sisters danken hun naam aan een aboriginal legende. Het verhaal vertelt dat de drie aboriginal zussen verliefd werden op drie broers van een andere stam. De vader van de meisjes voelde echter niets voor een verbintenis tussen beide families. De broers besloten daarop de meisjes te kidnappen, maar het complot werd ontdekt en er braken gevechten uit tussen de stammen. Tijdens de gevechten richtte de dorpswijze een magisch bot op de zussen en veranderde de meisjes in steen zodat ze niet meer ontvoerd konden worden. De meeste mannen van hun stam sneuvelden in de strijd. Ook de wijze man stierf, zodat de zussen voor eeuwig versteend zullen blijven. We starten op het Echo Point vanwaar we uitzicht hebben op de Blue Mountains, Kanangra Boyd Wilderness en de Three Sisters. We hebben geluk dat we zo vroeg zijn want na enige tijd lijkt het wel of het een schoolreisjesdag is. Zo’n 20 bussen met schoolkinderen bevolken het platvorm. Om niet in dat gewoel terecht te komen lopen we van Echo Point naar de Giant Stairway. Hier begint een “wandelroute” van ongeveer 900 traptreden naar de vallei waar we terecht komen in een gebied met sub-tropische regenwouden en een aantal bijzondere watervallen. Vanaf de vallei loopt de steilste spoorlijn ter wereld, de Scenic Railway, die origineel gebouwd werd voor vervoer van kolen en olie uit de mijnen in Jamison Valley.Daarnaast kun je nog een tochtje maken met de Scenic Skyway Cable Car, die uitzicht biedt over de Katoomba Falls en Orphan Rock. De Scenic Railway brengt ons naar Scenic World, een commercieel gedoe, vanwaar we terug lopen naar de auto.
Het is vrijdag 14 maart, de dag dat het driedaags Blue Mountain Music Festival in Katoomba begint. Via internet hebben we kaartjes besteld, welke we af kunnen halen op het festival terrein. I.v.m. eventuele parkeerproblemen gaan we met de trein. De treinkaartjes automaat is defect en worden we verzocht om in Katoomba dan maar en kaartje te kopen. In Katoomba is het gezellig druk en vanaf het station in het 10 minuten lopen naar het festival terrein. Bij de kaartjes ontvangen we een folder met een plattegrond van het terrein, de locaties en het belangrijkste een korte beschrijving van de 46 artiesten die er de komende 3 dagen zullen optreden. We bestuderen de folder en zoeken alvast iets uit wat ons wel aanspreekt. Het wordt een beetje gokken. Wij kennen er eigenlijk maar een: Hans Theesink. Een tukker, met een Deens paspoort en wonende in Oostenrijk. Hans treedt vandaag op van 21.00-22.00 uur in Blues Room RSL. In het begin is er niet veel publiek, maar na een 20 minuten is het stampevol!. Zijn optreden is geweldig en iedereen is bere-enthousiast. Na Kate Miller-Heidke, ze zingt een soort Kate Bush genre, nemen we de trein van 23.30 terug naar de camping. Vandaag zaterdag 15 maart laten we het Denis Kevans Poets’ Breakfast dat om 9 uur van start gaat maar vallen. Tegen 12 uur komen we aan en zien in de loop van de dag diverse artiesten. O.a. Eleanor McEvoy uit Ierland met een prachtige stem en dan Jake Shimabukuru, een furtuoos op de ukelele, op een optreden van Hans Theesink in een volgeladen tent. De mensen blijven maar roepen: We want more!!!!! Hij heeft hier veel succes. Zondag, de laatste festival dag, beginnen we met een optreden van Ruthie Forsters uit Austin,Texas, een soul,blues zangeres. Geweldig!! Het optreden van Lucy Wainwright-Roche vinden wij niet zo’n succes. Psycho Zydeco, tex/mex/cajun muziek spreekt ons meer aan. Ook Eddi Reader is goed, een beetje Eva Cassidey achtig. Loudon Wainwright III , een briljant entertainer,zanger treedt op in de grote tent. Na de afsluiter Dan Sulvan pakken we voor de laatste keer de trein terug naar Blackheath. Het muziekfestival ervaren we als een leuke onderbreking na de vele watervallen, regenwouden, wandelingen enz.
____________________________________________________________________________________
Als we de volgende morgen vertrekken richting Bathurst is het heerlijk rustig op de weg. Langzaam aan gaan we richting Adelaide vanwaar we over 2 weken terug vliegen naar Nederland. In Orange houden we een koffiestop en vullen onze voedselvoorraad weer een beetje aan. Nabij Wellington zoeken we een picnickplaats voor de lunch. Als we daar wat rondrijden zien we een prachtige camping met mooie grote schaduwrijke plaatsen. Ons besluit is snel genomen. Hier gaan we overnachten.Het is altijd grappig, hoeveel te meer plekken er zijn, hoeveel meer moeite we hebben om een geschikte plek te vinden. De dag vullen we verder in met luieren,lezen,de was doen en ondertussen aanschouwen we het geflikvlooi van de kakatoes scheef boven ons in de boom. Een kostelijk gezicht.
Via Dubbo, en Nyngan rijden we naar Cobar. Langzamerhand komen we weer in de outback terecht. Verlaten dorre streken met hier en daar een paar koeien of geiten een paar auto’s en roadtrains en dat is alles wat je op zo’n dag ziet. De weg wordt er niet beter op, wat smaller en af en toe diepe kuilen en gaten. In Wilcannia,gelegen aan de Darling River, gaan we tanken. Een dorp waar de meeste winkels en huizen zijn dichtgespijkerd. De aboriginals hangen hier wat op straat rond. Ook bij de benzinepomp en rond onze auto vinden ze het interressant. We beseffen nu dat we in het dorp zijn beland waar we volgens de Australiers niet moeten stoppen. Nou ja we staan hier al, we drinken nog een kop koffie en gaan zonder problemen weer op pad.
Het is een vreemde gewaarwording als, na honderden km. rijden door een droge woestijn, plotseling Broken Hill opduikt als een oase in een onherbergzame streek. Rondom Broken Hill wordt zilver, lood en zink in de grond gevonden. We hebben een paar dagen uitgetrokken om hier e.e.a. te bezichtigen, maar Sjoerd is niet fit en doen we het rustig aan. Het is nog 500 km naar Adelaide en moeten we toch even doorkarren want we hebben nog een paar bezoekjes te doen. Wel leuk natuurlijk, maar de tijd dringt! Via Port Augusta, waar we Margreeth(nicht van Sjoerd) en Chris ontmoeten rijden we naar Napperby waar we kennis maken met Christine, de e liefde van onze vriend Roger. Hij glundert van oor tot oor en zegt “The happiest man of the world” te zijn. Geweldig!!
Op de Big4 in Adelaide maken we kennis met onze achterburen een echtpaar uit Italie. Ze zijn bijna 20 maanden onderweg en geven ons veel tips over zowel de auto als de route, campings en bezienswaardigheden.
Vanaf de camping lopen we naar Glenelg. Als we daar aankomen zien we dat er op het strand bij de pier diverse velden zijn uitgezet voor het beach volleyball. Op een groot bord wordt vermeld dat hier deze week De Beach Volley World Tour gehouden wordt. Het is echt internationaal, Brazilianen, Spanjaarden, Japanners en nog veel meer nationaliteiten doen hier aan mee. Een Nederlander (Ronnes blijkt later) vertelt mij dat er 6 heren en 4 dames teams uit Nederland aan mee doen. Hij zelf speelt om 4 uur op het CenterCourt. Wij beloven hem dat we komen kijken en hen gaan aanmoedigen. Het zijn nog voorrondes en er is weinig publiek. Niettemin is het een leuke wedstrijd en de Nederlanders,De Gruijter en Ronnes , winnen van een Australisch team. Het is onderhand 31 maart en tijd om terug te vliegen naar Nederland. Over ruim 4 maanden zullen we hier terug zijn om aan de trip naar Queensland te beginnen.
____________________________________________________________________________________